Klaring Berekenen 24 Uurs Urine
Contents
Wat is klaring urine?
Met de glomerulaire filtratiesnelheid wordt de standaardwerking van de nieren gemeten. Hiervoor wordt de hoeveelheid van een bepaald stofje in je bloed bepaald: kreatinine. Je nieren zorgen ervoor dat dit stofje uit je lichaam geplast wordt. Dit wordt ook wel genoemd de ‘klaring’ van de kreatinine door de nieren.
Wat is een normale creatinine klaring?
Bij chronisch nierfalen zijn de nieren niet meer voldoende in staat om de afvalstoffen uit het lichaam te verwijderen. De uitscheiding van afvalstoffen kan op twee manieren geschat worden, namelijk door de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) of door de creatinineklaring in bloed- en urineonderzoek te meten.
De GFR-waarde en creatineklaring geven aan hoe goed de nieren functioneren en in welk stadium de nierziekte zich bevindt. De normaalwaarde voor GFR en creatinineklaring op middelbare leeftijd is ongeveer 100 ml/minuut. De nierfunctie neemt, ook bij patiënten zonder nierziekte, tijdens het ouder worden geleidelijk af.
Op 80-jarige leeftijd is de normaalwaarde voor GFR ongeveer 60 ml/minuut. Vaak (maar niet altijd) hebben personen met chronisch nierfalen ook afwijkingen bij het urineonderzoek, zoals te veel eiwit of rode bloedcellen in de urine.
Hoe bereken je de creatinineklaring?
Algemene informatie – Referentiewaarden M 90 – 140 V 80 – 125 Doorbelgrens Huisarts N.v.t. Doorbelgrens Specialist N.v.t. Interpretatie De kreatinine klaring wordt berekend met de formule: kreatinine klaring = (U x V) / (P x 1440) in ml/min. Bij nierinsufficiëntie neemt de GFR sterk af.
Wat is de normale waarde van creatinine urine portie?
Referentiewaarden
Mannen | 8.4 – 22.0 | mmol/24 uur |
---|---|---|
Vrouwen | 5.3 – 15.9 | mmol/24 uur |
Wat is de eenheid van klaring?
Nierfunctiestoornissen – Voor het merendeel van de geneesmiddelen en actieve metabolieten die door de nieren worden verwijderd, geschiedt de eliminatie door glomerulaire filtratie. Indien bij nierziekten de glomerulaire filtratie belangrijk is verminderd, is er kans op cumulatie van zo’n stof.
Indien de nierfunctie stabiel is, kan men aan de hand van de creatinineklaring en de fractie die normaliter door de nier wordt verwijderd, uitrekenen met hoeveel de dosering dient te worden verminderd. Hiervoor gaat men uit van de klaring. Deze geeft aan het volume plasma dat per tijdseenheid totaal wordt gezuiverd van de werkzame stof.
De totale klaring bestaat uit de extrarenale klaring plus de renale klaring. Bijvoorbeeld: als een stof normaliter voor circa 60% renaal wordt uitgescheiden en de creatinineklaring is teruggelopen tot ¼ van de normaalwaarde, dan wordt de totale klaring 0,4 (extrarenaal = 40%) + (0,6 × 0,25) = 0,55, dat wil zeggen 55% van de normaalwaarde.
- Aan de hand hiervan kan de doseerfrequentie en/of de keerdosis worden verminderd.
- Soms neemt de extrarenale klaring toe.
- De verdeling van de stof in het lichaam verandert bij een gestoorde nierfunctie doorgaans niet, tenzij sprake is van oedeemvorming, zoals bij nefrotisch syndroom of indien sprake is van eindstadium nierfalen.
Een aparte vermelding verdient de onrijpe nier bij neonaten; zie Geneesmiddelen bij kinderen en de langzame achteruitgang in de nierfunctie bij het ouder worden; zie Geneesmiddelen bij ouderen.
Hoe hoog mag de creatinine zijn?
Antwoord van de apotheker over kreatinine – Kreatinine is een afbraakproduct van kreatinefosfaat in spierweefsel en wordt door het lichaam met een vrij constante snelheid geproduceerd, afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid spiermassa. Het wordt in de nier hoofdzakelijk passief gefiltreerd, hoewel een klein gedeelte actief wordt uitgescheiden.
- Hierdoor ontstaat in het bloed een evenwichtsspiegel die het resultaat is van de productiesnelheid in de spieren en de klaring door de nieren.
- Mannen hebben meestal een hoger niveau (‘spiegel’) van kreatinine in hun bloed dan vrouwen omdat zij meer skeletspieren hebben.
- Het gewicht en de leeftijd zijn van invloed op de spiermassa en het kreatinineniveau.
Het normale niveau ligt daarom meestal tussen 70 en 133 micromol/liter. Bij een verminderde nierfunctie wordt dit hoger omdat de uitscheiding van kreatinine afneemt. Gezien de ruime marges voor een ‘normaal’ kreatinine kan bij een binnen normale grenzen liggend kreatinine dus toch al een vrij slechte nierfunctie bestaan; een nauwkeuriger indruk van de nierfunctie krijgt men door de lichaamsbouw van de patiënt in de berekening te betrekken of de totale 24-uursuitscheiding (en dus productie) van kreatinine te meten.
Bij een snelle verslechtering van de nierfunctie duurt het echter een paar dagen voor er een nieuw evenwicht is bereikt en kan een te vroeg bepaalde kreatininewaarde misleidend zijn. Kreatininewaarden boven de 200 zijn zorgelijk, boven de 500 gaat men aan dialyse denken. Kreatinine zelf is dus niet verantwoordelijk voor de nierfunctiestoornissen, maar is een maat voor de ernst van de nierfunctiestoornissen.
Verlaging van de kreatinine hoeveelheid heeft geen enkel nut, omdat de kreatinine zelf niet verantwoordelijk is voor de nierfunctiestoornis. Of een verslechtering van de nierfunctie reversibel is hangt af van de oorzaak van deze stoornis. In principe kunnen we onderscheid maken in drie verschillende soorten stoornissen;
Prerenaal (voor de nieren gelegen) Renaal (in de nier gelegen) Postrenaal (na de nier gelegen)
Bij een prerenale stoornis is het aanbod van bloed naar de nier verlaagd en is de nier zelf niet aangedaan en deze stoornis is reversibel, wanneer het aanbod weer verhoogd kan worden. Bij een renale stoornis is het nierweefsel aangedaan en deze stoornis is niet altijd reversibel.
- Bij een postrenale stoornis is de afvoer van urine verstoord.
- Deze stoornis is reversibel door het opheffen van deze afvoerstoornis.
- Voorbeelden van geneesmiddelen die een negatieve invloed kunnen hebben op de nieren zijn: ACE-remmers, NSAID’s, ciclosporine, cisplatine, röntgencontrast vloeistof, methotrexaat en triamtereen.
Staken van het medicijn leidt veelal tot een herstel van de nierfunctie. Chronische nierfunctiestoornissen zijn vaak een gevolg van ander onderliggende ziektebeelden zoals; diabetes, verhoogde bloeddruk en ontstekingen in de nieren. Laatst bijgewerkt op 9 april 2018
Wat is de betekenis van klaring?
Klaring is in de geneeskunde en de farmacologie de snelheid waarmee een bepaalde stof door het lichaam uit het bloed wordt verwijderd. Die stof kan een lichaamseigen stof zijn, zoals creatinine, maar het kan ook een farmacon of vergif betreffen.
Wat zegt creatinineklaring?
Creatinineklaring De creatinineklaring is het volume (in mL) dat door de per minuut wordt ontdaan van de door het lichaam geproduceerde stof, een afvalproduct van de stofwisseling in de spieren. Deze klaringswaarde zegt dus iets over de van de nieren.
- Bij een normale nierfunctie ligt dit afhankelijk van de lichaamsgrootte meestal ergens tussen 80 en 140 mL/min.
- In de klinische praktijk wordt niet de creatinineklaring, maar de creatininespiegel in plasma gebruikt als maat voor de nierfunctie.
- Deze geeft een redelijke benadering maar is nogal sterk afhankelijk van de spiermassa van de patiënt.
C k = U k × V P k = \times V} }}} waarin C k } creatinineklaring in mL/min U k } creatinineconcentratie in de urine in mg/L P k } creatinineconcentratie in het plasma in mg/L V urinestroom in mL/min Een gemiddeld individu met U k } =6000 mg/L, P k } 50 mg/L en V =0,83 ml/min heeft een creatinineklaring van 100 mL/min
Welke waarde moeten nieren hebben?
Wat is het? – De nieren zijn opgebouwd uit miljoenen kleine filtertjes. Het bloed stroomt continu door deze filtertjes en wordt er ontdaan van overtollige afvalstoffen en water. Met een aantal testen kunnen we de filterfunctie van de nieren beoordelen.
Creatinine is een afbraakproduct van de spieren. Het wordt continu door de nieren uit het bloed gefilterd en uitgescheiden in de urine. De concentratie van creatinine in het bloed is daarom een goede parameter voor het functioneren van de nieren. Hoe minder ze werken, hoe meer creatinine in het bloed. De nierfunctie, de GFR (glomerular filtration rate), kan geschat worden op basis van de creatininewaarde in het bloed.
Dit getal geeft aan hoeveel bloed de nieren per minuut kunnen filteren/zuiveren. Bij een gezonde persoon is dat meer dan 90 milliliter per minuut. Deze waarde neemt af met toenemende leeftijd. Bij een bejaard persoon kan een waarde van 30 tot 45 milliliter per minuut nog normaal zijn.
De hoeveelheid creatinine kan per persoon sterk verschillen. Mannen hebben bijvoorbeeld meer creatinine in hun bloed dan vrouwen en ouderen. Dit is omdat zij over het algemeen gespierder en langer zijn. Door de verschillen is soms niet goed duidelijk of de creatinine en dus de nierfunctie nog normaal is.
Wat bij de ene persoon te hoog is, is dat bij de ander nog niet. Urineonderzoek geeft dan aanvullende informatie. Als de nierfunctie exact berekend moet worden, en dus niet enkel geschat, zal je arts je vragen om 24 uur je urine bij te houden. Op basis van het volume van de geproduceerde urine en de creatinineconcentratie in zowel de urine als het bloed, kan de nierfunctie nauwkeuriger berekend worden.
Hoeveel procent moeten de nieren werken?
Als de nieren meer dan 60 tot 70% functieverlies hebben ontstaan er vaak lichamelijke klachten, zoals jeuk, misselijkheid en kortademigheid. Als de nieren 90 tot 95% zijn uitgevallen kan het lichaam niet meer goed functioneren en is er nierfunctievervangende therapie nodig.
Wat zegt albumine kreatinine ratio?
Albumine in je urine – Een te laag albuminegehalte kan een aanwijzing zijn voor nierfalen. Dan lekt albumine via je nieren uit je bloed en verlaat het je lichaam via de urine. De albumine in je urine is dan hoger. Daarom wordt er vaak een urineonderzoek gedaan om het risico op nierschade in te schatten.
Wat is kreatinine ratio?
De albumine/kreatinine ratio is de verhouding tussen de hoeveelheid albumine en de hoeveelheid kreatinine die is uitgescheiden in een urine portie.
Wat is de normale waarde?
De normaalwaarde (of referentiewaarde ) is in de geneeskunde meestal niet een waarde, maar een interval, waarbinnen bij een bepaald onderzoek de uitkomst van dat onderzoek ‘hoort te vallen’. De meeste waarden die kunnen worden gemeten hebben een bepaalde waarschijnlijkheid van voorkomen.
- Er is een piek, waar de meeste bepalingen uitkomen; de kans op een hogere of lagere waarde wordt kleiner naarmate men verder van deze modus afgaat.
- Veel bepalingen zijn min of meer normaal verdeeld, maar veel bepalingen hebben ook een duidelijk scheve verdeling, met dan meestal aan de ‘hoge’ kant een veel langere staart dan aan de ‘lage’.
Bij leverenzymconcentraties als ALAT is de modus bijvoorbeeld 20, maar het minimum is altijd nul, terwijl 2000 ook voor kan komen. De normaalwaarde wordt nu in het algemeen zo gedefinieerd dat 95% van de onderzochte, gezonde mensen binnen de referentiegrenzen blijft.
Dit houdt dus in dat men zelfs bij een gezond mens 5% kans heeft bij een willekeurige bepaling een afwijkende uitslag te vinden, en dat als men 20 bepalingen doet – in moderne ziekenhuizen als routine zeker niet ongebruikelijk – de kans is dat er ten minste één bij zit die abnormaal is de 100% begint te naderen (1 – 0,95 20 ).
Interpretatie van een bij toeval gevonden verhoogde waarde moet dus met voorzichtigheid geschieden. Een toevallig gevonden lichte verhoging van een bepaling die geen relatie heeft met de ziekte waaraan wordt gedacht heeft heel vaak geen betekenis. Verder hangt het normale bereik vaak samen met geslacht en leeftijd van de patiënt en met andere gegevens, bijvoorbeeld hoe lang voor de bloedafname er nog gegeten is.
Kan eGFR waarde schommelen?
Wat te doen bij chronische nierschade?
Chronische nierschade vormt een risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Adequate begeleiding kan de prognose verbeteren. Aan de hand van de landelijke Transmurale Afspraak Chronische Nierschade is een groot deel van de zorg in de huisartsenpraktijk te organiseren. De bestaande organisatiestructuur voor diabeteszorg en cardiovasculair risicomanagement kan daarbij het uitgangspunt zijn. De praktijkondersteuner kan – onder uw supervisie – de bloeddruk- en albuminuriebehandeling op zich nemen. Relatief jonge patiënten, patiënten met proteïnurie of vermoeden van een andere dan vasculair bepaalde oorzaak moet u verwijzen. Op regionaal niveau maakt u afspraken met nefrologen over consultatiemogelijkheden. Telenefrologie kan daarbij behulpzaam zijn. Apotheek en laboratorium dient u te betrekken in de organisatie van de zorg.
Chronische nierschade (CNS) is een gezondheidsprobleem om rekening mee te houden: het komt veel voor en is geassocieerd met verhoogde cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, en met een verminderde levensverwachting. Tijdige diagnostiek en behandeling van vroege stadia van CNS kunnen de cardiovasculaire en nefrologische uitkomsten verbeteren. Juist de huisartsenpraktijk kan daarom bijdragen aan een gunstigere langetermijnprognose. De Landelijke Transmurale Afspraak Chronische Nierschade (LTA CNS) geeft daar uitgebreide adviezen voor. Het eerste deel van dit artikel belicht een aantal aspecten uit de LTA CNS met betrekking tot epidemiologie, diagnostiek en mogelijkheden tot behandeling. Het tweede deel van dit artikel is gewijd aan de praktijkorganisatie rondom de patiënt met chronische nierschade. Door de vergrijzing en parallel aan de toename van het aantal diabetes- en hypertensiepatiënten is de incidentie van CNS de laatste jaren gestegen. Dit feit, gevoegd bij de actieve rol van de eerste lijn in jaarlijkse controles bij diabetes- en hypertensiepatiënten, heeft gemaakt dat de omvang van CNS steeds meer zichtbaar wordt. In de algemene bevolking heeft 5,3% van de populatie een verlaagde nierfunctie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m 2 ) en nog eens 5,1% heeft albuminurie in combinatie met een normale nierfunctie. Systematisch onderzoek naar CNS vindt vooral plaats bij de jaarlijkse diabetes- en hypertensiecontroles. Als deze controles volledig zijn zal dit bij 25% van de diabetespatiënten en 20% van de hypertensiepatiënten CNS aan het licht brengen, hetgeen neerkomt op ongeveer 80 patiënten per normpraktijk. Een klein aantal mensen met CNS zal uiteindelijk eindstadiumnierfalen ontwikkelen. De kans op het ontwikkelen van nierfalen neemt toe met het bestaan van proteïnurie. Naast het relatief lage risico op terminaal nierfalen heeft een patiënt met CNS een fors verhoogd risico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Zowel albuminurie als een verminderde nierfunctie zijn onafhankelijke risicofactoren voor het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekte. De diagnose CNS wordt gesteld als een of meer van de volgende factoren aanwezig is: verminderde nierfunctie, albuminurie of specifieke sedimentafwijkingen. Het schatten van de nierfunctie gebeurt op basis van het plasmacreatinine. De meest gebruikte formule voor het schatten van de nierfunctie is de MDRD-formule (Modification of Diet in Renal Disease). Deze levert op basis van plasmacreatinine, geslacht en leeftijd een schatting van de glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR = estimated Glomerular Filtration Rate). Om de eGFR te kunnen interpreteren is soms enige achtergrondinformatie nodig. Om te beginnen is het belangrijk om te beseffen dat de formule is gevalideerd bij patiënten die een verminderde nierfunctie hadden. Dat is de reden dat men uitslagen > 60 ml/min/1,73 m 2 niet nader specificeert. Dit kan lastig zijn bij jonge mensen, bij wie waarden net boven 60 ml/min/1,73 m 2 wel degelijk afwijkend kunnen zijn, Verder is het belangrijk om te weten dat de eGFR in sommige situaties sterk kan afwijken van de werkelijke nierfunctie. Bij een toegenomen spiermassa (en dus een hogere creatininespiegel) leidt de MDRD-formule tot onderschatting van de nierfunctie. Omgekeerd leidt een verlaagde spiermassa, bijvoorbeeld bij ouderen of immobiele patiënten, tot overschatting van de nierfunctie. De eGFR kan fluctueren ten gevolge van medicatie en hydratietoestand. Het is dus zaak de nierfunctie te bekijken in relatie tot de tijd. Om een goed beeld te krijgen van de nierfunctie zult u meer metingen in uw overwegingen moeten betrekken. Bij grote twijfel over de interpretatie van de eGFR kunt u door middel van het sparen van 24-uursurine, gecombineerd met bepaling van creatinine in urine en serum, een klaring berekenen. Er zijn twee afwijkende bepalingen nodig over een termijn van drie maanden om te voldoen aan de diagnose CNS. Het advies luidt om bij een eerste afwijkende waarde na twee weken opnieuw een bepaling te doen (ter opsporing van een eventuele snelle daling). Bij aanhoudende waarden < 60 ml/min/1,73 m 2 gedurende meer dan drie maanden is er sprake van CNS. Albuminurie kunt u vaststellen in een portie ochtendurine waarin u de albumine- en creatinineconcentratie meet. Al naar gelang de hoeveelheid albumineverlies maken we onderscheid tussen microalbuminurie en macroalbuminurie (ook wel proteïnurie genoemd), Bij aanwezigheid van een verhoogde albumine-uitscheiding in de urine moet u denken aan andere oorzakelijke factoren, zoals urineweginfecties, hematurie of koorts. Albuminurie gedurende ten minste drie maanden, die niet door andere diagnoses wordt verklaard, leidt tot de diagnose CNS. Tabel 1 Definities van microalbuminurie en macroalbuminurie Er is ook sprake van CNS als er bij herhaling afwijkende bevindingen zijn in een urinesediment: dysmorfe erytrocyten en celcylinders. Het beoordelen hiervan vereist een specifieke vaardigheid, die in de huisartsenpraktijk meestal niet beschikbaar is. Indien u dit in een laboratorium laat uitvoeren moet u hier op het aanvraagformulier specifiek naar vragen, omdat de urine gefixeerd wordt. Als u de diagnose CNS hebt gesteld, staat u stil bij de etiologie. Wanneer u CNS op het spoor bent gekomen bij de jaarlijkse controle van een oudere diabetes- of hypertensiepatiënt, en er geen sprake is van proteïnurie of erytrocyturie, is de kans groot dat er sprake is van vasculair bepaalde nierschade. Differentieel diagnostisch overweegt u andere oorzaken van nierschade. geeft een overzicht van factoren die u aan een primaire nierziekte moeten doen denken. Als u tot de diagnose CNS komt bij een patiënt zonder diabetes of hypertensie, stelt u een cardiovasculair risicoprofiel op en doorloopt u eveneens de differentieel diagnostische overwegingen. U moet u altijd afvragen of de nierfunctie afwijkend is voor de leeftijd van de patiënt, Indien dit het geval is, zult u minder geneigd zijn de nierfunctie als pathologisch te beschouwen, en is het maar de vraag of strikte controle van metabole complicaties noodzakelijk is. Medicatiebewaking blijft overigens geïndiceerd, ook als u de nierfunctie als fysiologisch voor de leeftijd beschouwt. Bij verdenking van een primaire nierziekte ligt een verwijzing naar de tweede lijn voor de hand. Als u vermoedt dat er sprake is van vasculair bepaalde nierschade, kunt u de volgende stappen nemen:
registreren, medicatiebewaking; aanvullende diagnostiek verrichten; metabole effecten monitoren; verslechtering van de nierfunctie voorkomen;
Tabel 2 Factoren die bij een primaire nierziekte kunnen passen U kunt de patiënt wijzen op de informatie op thuisarts.nl: ‘Ik heb nierschade door vaatproblemen (of door diabetes mellitus)’. Op is uitgebreidere informatie te vinden. U geeft leefstijladviezen zoals genoemd onder ‘verslechtering voorkómen’.
U ontraadt het gebruik van NSAID’s. Het is raadzaam dat de patiënt een waarnemend arts of apotheker informeert over de verminderde nierfunctie. Dit kan van belang zijn bij het voorschrijven van medicatie. Ten slotte adviseert u in het geval van koorts of een buikgriep de praktijk (of de huisartsenpost) te informeren: de combinatie van verminderde nierfunctie, bepaalde geneesmiddelen (diuretica, RAS-remmers, NSAID’s, orale bloedglucoseverlagende medicatie) en ondervulling kunnen aanleiding geven om de medicatie (tijdelijk) aan te passen of de nierfunctie te controleren.
Met de ICPC-code U99.1 codeert u het probleem ‘nierfunctiestoornis/nierinsufficiëntie’ in uw HIS. Met het coderen van U99.1 activeert u de medicatiebewaking. Dat is nog onvoldoende om de medicatiebewaking goed uit te voeren, want de beslissing om het recept aan te passen hangt af van de waarde van de nierfunctie.
- De LTA CNS geeft een overzicht van geneesmiddelen en doseringsadviezen al naar gelang de nierfunctie.
- Bij de KNMP () kunt u een praktisch boekje met doseringsadviezen bestellen.
- Geneesmiddelen die veel in de eerste lijn worden voorgeschreven en om alertheid vragen bij CNS zijn metformine, glimeripide, glibenclamide, nitrofurantoïne, virostatica, allopurinol, digoxine, lithium, amoxicilline, atenolol en NSAID’s.
Diuretica moet u vaak hoger doseren. Na introductie van een ACE-remmer of AT2-antagonist of bij dosisverhoging controleert u het serumcreatinine binnen één tot twee weken. Een stijging van het serumcreatinine tot 10% is acceptabel, een stijging van 10-20% vraagt om een controle na één tot twee weken.
- Bij een stijging van meer dan 20% ten opzichte van de uitgangswaarde moet u stoppen met de ACE-remmer of AT2-antagonist.
- U zorgt dat er een albumine-creatinineratio, een actuele eGFR en een sediment beschikbaar zijn.
- Als bij een diabetespatiënt een vasculaire oorzaak zeer waarschijnlijk lijkt (zie boven), dan hoeft u geen sediment te laten maken.
Een echo van de nieren laat u maken als u aan cystenieren denkt (familieanamnese) of aan postrenale obstructie (mictieklachten bij oudere mannen). Bij patiënten die jonger zijn dan 65 jaar met een eGFR < 60 ml/min/1,73 m 2 of patiënten die ouder zijn dan 65 jaar met een eGFR < 45 ml/min/1,73 m 2 laat u jaarlijks Hb, kalium, calcium, albumine, fosfaat en PTH bepalen.
Bij een teruglopende nierfunctie verloopt de activering van vitamine D tot actief vitamine D minder goed, wat een trigger is voor verhoging van de parathormoonspiegel (PTH): secundaire hyperparathyreoïdie. Secundaire hyperparathyreoïdie is gerelateerd aan een verhoogd cardiovasculair risico. Door middel van vitamine D-suppletie kunt u het PTH adequaat verlagen.
Dat daarmee de cardiovasculaire prognose verbetert is weliswaar bekend voor dialysepatiënten, maar nog niet aangetoond voor patiënten met CNS zonder nierfalen. Omdat vitamine D goedkoop en veilig is, luidt het advies dit wel te suppleren. De LTA geeft daar richtlijnen voor.
- Bij een eGFR < 30 ml/min/1,73 m 2 kan er anemie ontstaan ten gevolge van onvoldoende erytropoëtineproductie.
- Ferritine, vitamine B12 en foliumzuur moet u controleren om andere oorzaken van anemie uit te sluiten.
- Erytropoëtinesuppletie kan geïndiceerd zijn bij een Hb < 6,2 mmol/l en duidelijke vermoeidheidsklachten.
Verlaging van bloeddruk en optimalisering van het cardiovasculair risico staan centraal bij het reduceren van de nierfunctieverslechtering en de cardiovasculaire morbiditeit. Hiervoor gelden dezelfde adviezen als bij de behandeling van patiënten met diabetes of hypertensie.
- U geeft leefstijladviezen, en behandelt dyslipidemie en verhoogd glucose.
- Behandeling van verhoogde bloeddruk is belangrijk om het cardiovasculair risico te verlagen en om de nier te beschermen tegen verdere nierfunctieverslechtering.
- Ook voor vermindering van de eiwituitscheiding is bloeddrukverlaging geïndiceerd.
ACE-remmers en AT2-antagonisten hebben – ook bij normale bloeddruk – een bewezen gunstig effect bij het verlagen van albuminurie. Een initiële nierfunctieverslechtering (tot maximaal 20% stijging van het serumcreatinine) is acceptabel omdat er op de langere termijn een stabilisering van de nierfunctie intreedt.
- Als de albuminurie progressief is, moet u streven naar een bloeddruk lager dan 130/80 mmHG en bij proteïnurie naar een bloeddruk van 125/75.
- Let er hierbij op dat de diastolische bloeddruk niet onder 70 mmHG zakt, omdat anders de perfusie van de nier onvoldoende is gewaarborgd.
- De LTA CNS beschrijft welke patiënten u in de eerste lijn kunt behandelen, wie u naar de tweede lijn moet verwijzen en welke patiënten voor consultatie van een nefroloog in aanmerking komen,
U kunt de zorg aan de meerderheid van de patiënten met CNS in de eerste lijn vormgeven. Patiënten bij wie u een primaire nierziekte vermoedt, zult u doorverwijzen. Bij vasculair bepaalde nierschade leiden leeftijd, proteïnurie en een snelle daling van de nierfunctie uw overwegingen tot verwijzing,
Voor praktijkondersteuner, huisarts, assistente, apotheker en klinisch chemicus zijn verschillende rollen weggelegd. Bovendien kan de nefroloog van waarde zijn voor de zorg in de eerste lijn. De praktijkondersteuner heeft een sleutelrol in de opsporing van CNS. Zij immers organiseert de jaarlijkse albuminurie- en nierfunctiecontroles bij risicopatiënten.
Veel van de zorg voor patiënten met CNS laat zich vertalen in protocollaire zorg die voor een groot deel parallel loopt aan het cardiovasculair risicomanagement. Deze zorg is goed te delegeren aan praktijkondersteuners. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij op de hoogte zijn van de LTA CNS.
Vooral het stroomschema kan daarbij praktisch zijn. Gesprekken over leefstijl en therapietrouw (bloeddrukverlagende medicatie) zijn bij de praktijkondersteuner in goede handen. De extra (laboratorium)controles die zijn aangewezen kunnen grotendeels samenvallen met controlemomenten voor diabetes of hypertensie.
Het monitoren van metabole complicaties kan een praktijkondersteuner goed doen. Het bijbehorende beleid bij afwijkende waarden zal meestal in handen van de huisarts liggen. Er is geregeld nascholing voor praktijkondersteuners over CNS, vaak gekoppeld aan diabetesnascholing.
Een aangepaste versie van dit artikel verscheen in het Tijdschrift voor Praktijkondersteuners, Naast de protocollaire zorg is een overstijgende huisartsgeneeskundige blik nodig vanwege de comorbiditeit, hoge leeftijd en polyfarmacie die bij veel patiënten met nierschade een rol spelen. Ontregeling van andere aandoeningen kan invloed hebben op de nierfunctie.
Zo zal bijvoorbeeld behandeling van hartfalen vaak consequenties hebben voor de nierfunctie en vraagt deze een behoedzaam schipperen tussen ontwateren en bloeddrukverlaging enerzijds, en waarborgen van de renale perfusie anderzijds. In geval van intercurrente ziekten (dehydratie, koorts, ondervulling) of medicatiegebruik met invloed op de nierfunctie (diuretica, NSAID’s, ACE-remmers) kan de nierfunctie verslechteren.
Ook de assistente zal zich bewust moeten zijn van de combinatie CNS en risico’s bij dehydratie. Als een patiënt met ICPC-code U99.1 belt met verschijnselen van een gastro-enteris, zijn de adviezen uit de NHG-triagewijzer niet toereikend. De assistente zal de huisarts moeten informeren, zodat deze kan inschatten of klinische beoordeling nodig is, of nierfunctiecontrole geïndiceerd is en of de medicatie moet worden aangepast.
Voor de medicatiebewaking in relatie tot de nierfunctie geldt dat de huisarts door activering van de medicatiebewaking veel problemen kan ondervangen. Het aantal waarschuwingssignalen is echter zo groot dat er in de drukke praktijk veel worden genegeerd.
- Een apotheker kan, als deze op de hoogte is van de actuele nierfunctie, een zinvolle rol vervullen.
- In samenspraak tussen huisarts, apotheek en klinisch chemici is op steeds meer plaatsen geregeld dat de apotheker over de nierfunctie kan beschikken.
- Sommigen kiezen ervoor om alleen nierfuncties onder een bepaalde drempelwaarde door te geven, maar dat heeft als bezwaar dat de apotheker niet weet of de nierfunctie wel is bepaald.
Sinds 1 augustus 2013 zijn artsen verplicht om een afwijkende nierfunctie actief door te geven aan de apotheker. Met de klinisch chemicus moeten afspraken gemaakt worden over de PTH-bepaling. Dit kan niet op elke prikpost gebeuren vanwege eisen die worden gesteld aan de tijd tussen bloedafname en bepaling.
Als het bloed op ijs wordt bewaard, is er een grotere tijdsspanne mogelijk. Als u besluit een nefroloog te consulteren is het praktisch de volgende gegevens al bij de hand te hebben: beloop van de bloeddruk, de nierfunctie en albuminurie in de tijd, de voorgeschiedenis, medicatie en relevante laboratoriumuitslagen.
Telefonische consultatie is niet altijd ideaal vanwege de veelheid aan gegevens die u moet overdragen en het kiezen van een geschikt moment. Telenefrologie, een webbased-consultatiemogelijkheid, kan deze problemen ondervangen. De benodigde gegevens worden op geordende wijze aan de nefroloog voorgelegd, waarna schriftelijke vastlegging van de consultatie in het HIS volgt.
- Diverse nefrologen in Nederland werken met Telenefrologie (voor inlichtingen: [email protected]).
- Regionale verwijsafspraken zijn nog niet helemaal congruent met de LTA, hetgeen te maken kan hebben met het feit dat de LTA CNS en de richtlijnen van de Nederlandse Internistenvereniging (nog) niet volledig parallel lopen, maar dat heeft geen grote consequenties voor de praktijk.
Aan de hand van de LTA kunt u de zorg voor een groot deel van de patiënten met CNS vormgeven in de huisartsenpraktijk. Profiteer van de organisatiestructuur die er al ligt voor diabetes- en cardiovasculair risico. Voorwaarde is dat u de praktijkondersteuner schoolt in de genoemde aspecten van CNS.
1. Matsushita K, Van der Velde M, Astor BC, Woodward M, Levey AS, De Jong PE, et al. Association of estimated glomerular filtration rate and albuminuria with all-cause and cardiovascular mortality in general population cohorts: a collaborative meta-analysis. Lancet 2010;375:2073-81. 2. Turin TC, Tonelli M, Manns BJ, Ravani P, Ahmed SB, Hemmelgarn BR. Chronic kidney disease and life expectancy. Nephrol Dial Transplant 2012;27:3182-6. 3. Baigent C, Landray MJ, Reith C, Emberson J, Wheeler DC, Tomson C, et al. The effects of lowering LDL cholesterol with simvastatin plus ezetimibe in patients with chronic kidney disease (Study of Heart and Renal Protection): a randomised placebo-controlled trial). Lancet 2011;377:2181-92. 4. Wright JT Jr, Bakris G, Greene T, Agodoa LY, Appel LJ, Charleston J, et al. Effect of blood pressure lowering and antihypertensive drug class on progression of hypertensive kidney disease: results from the AASK trial. JAMA 2002;288:2421-31. 5. De Grauw W, Kaasjager HAH, Bilo HJG, Faber EF, Flikweert S, Gaillard C, et al. Landelijke Transmurale Afspraak Chronische nierschade. Huisarts Wet 2009;52:586-7. 6. De Zeeuw D, Hillege HL, De Jong PE. The kidney, a cardiovascular risk marker, and a new target for therapy. Kidney Int Suppl 2005;98:S25-S9. 7. Tjin a Ton JJS, Zwart S. Patiënten met nierfunctiestoornissen gemakkelijk op te sporen in de huisartsenpraktijk. Huisarts Wet 2006;49:443-7. 8. Van der Meer V, Wielders HP, Grootendorst DC, De Kanter JS, Sijpkens YW, Assendelft WJ, et al. Chronic kidney disease in patients with diabetes mellitus type 2 or hypertension in general practice. Br J Gen Pract 2010;60:884-90. 9. Gansevoort RT, Matsushita K, Van der Velde M, Astor BC, Woodward M, Levey AS, et al. Lower estimated GFR and higher albuminuria are associated with adverse kidney outcomes. A collaborative meta-analysis of general and high-risk population cohorts. Kidney international 2011;80:93-104. 10. Hemmelgarn BR, Manns BJ, Lloyd A, James MT, Klarenbach S, Quinn RR, et al. Relation between kidney function, proteinuria, and adverse outcomes. JAMA 2010;303:423-9. 11. Wetzels JF, Kiemeney LA, Swinkels DW, Willems HL, Den Heijer M. Age- and gender-specific reference values of estimated GFR in Caucasians: the Nijmegen Biomedical Study. Kidney Int 2007;72:632-7. 12. Scherpbier ND, De Grauw WJ, Wetzels JF, Vervoort GM. Acute nierinsufficiëntie bij combinatie RAAS-remmer en dehydratie. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:A1548. 13. KNMP. Zakboek Verminderde nierfunctie, doseringsadviezen voor geneesmiddelen. Den Haag: KNMP; 2012 14. Basile JN. Recognizing the link between CKD and CVD in the primary care setting: accurate and early diagnosis for timely and appropriate intervention. South Med J 2007;100:499-505. 15. De Grauw WJ, Scherpbier ND. Chronische nierschade: een zorg voor de eerste lijn. Tijdschr praktijkonderst 2013:3:66-72. 16. Geerts AF, Scherpbier-de Haan ND, De Koning FH, Van der Sterren TM, Van Weel C, Vervoort GM, et al. A pharmacy medication alert system based on renal function in older patients. BMJ 2012;62:e525-9. 17. Scherpbier ND, Wetzels JF, Vervoort G, De Grauw W. Telenefrologie kan verwijzing voorkomen. Med Contact 2011;27:1729-31. 18. Meijer LJ, Schellevis F. Verwijzing van patiënten met chronische nierschade: verschillen in verwijscriteria tussen ziekenhuizen. Ned Tijdschr Geneeskd 2012;156:A5259. Epub 2012/12/13. 19. Sluiter, HE. Verschillen in richtlijnen chronische nierschade. Geen grote consequenties voor de praktijk. Ned Tijdschr Geneeskd.2013;157:A5679.
: Wat te doen bij chronische nierschade?
Hoeveel mag nierfunctie dalen?
Nierschade voorkomen bij veroudering Eén van de processen tijdens veroudering is het geleidelijk afnemen van de nierfunctie door nierschade. Daarnaast zijn er verschillende risicofactoren voor een versnelde achteruitgang van de nieren. Tijdens het ouder worden kun je deze versnelde achteruitgang zelf zoveel mogelijk helpen voorkomen.
- Tijdens het ouder worden neemt de nierfunctie geleidelijk af.
- Dit is een natuurlijk proces, vergelijkbaar met andere lichaamsfuncties.
- De vermindering van de nierfunctie start rond het 40e levensjaar en is ongeveer 0,4 procent per jaar.
- Van de 70-plussers heeft 40 procent een nierfunctie lager dan 60 procent, ofwel chronische nierschade.
Klachten ontstaan vaak pas als de nieren sterk achteruit zijn gegaan en de werking nog maar 30 procent of minder is.De natuurlijke achteruitgang van de nierfunctie wordt veroorzaakt door slijtage, en uiteindelijk beschadiging, van de nierfilters. Nierfilters die eenmaal zijn beschadigd herstellen meestal niet meer.
Niet aanpassen van medicatie: de nieren verwijderen veel medicijnen uit het lichaam. Maar bij een verminderde nierfunctie blijven deze medicijnen langer en in hogere concentraties in het bloed. Ook bij dreigende uitdroging door bijvoorbeeld koorts, diarree, overgeven of een hittegolf is extra aandacht voor veilig medicijngebruik nodig. Als de medicatie in dit soort situaties niet wordt aangepast, bijvoorbeeld met een andere dosis of een ander medicijn, dan ontstaat een verhoogd risico op versnelde nierschade.DiabetesHoge bloeddruk
Wat te doen als creatinine te hoog is?
Het onderzoek – Het onderzoek gebeurt door bloedafname. Een verhoging van het kreatinine in het bloed wijst op een verminder functioneren van de nieren. als het kreatinine te hoog is, volgt verder onderzoek. In dat geval zal vrijwel zeker een echografie van de nieren worden gemaakt.
Wat is een goede eGFR CKD EPI waarde?
Algemene informatie – Referentiewaarden M/V Onbekend (tot 18 jaar) V >85 (tot 40 jaar) V >75 (tot 50 jaar) V >70 (tot 60 jaar) V >50 (tot 70 jaar) V >40 M >90 (tot 40 jaar) M >80 (tot 50 jaar) M >75 (tot 60 jaar) M >60 (tot 70 jaar) M >40 Doorbelgrens Huisarts N.v.t. Doorbelgrens Specialist N.v.t. Interpretatie Bij elke kreatinine in bloed bij personen > 18 jaar wordt de geschatte kreatinineklaring m.b.v. de CKD-epi formule gerapporteerd. Normale nierfunctie is > 90 ml/min/1,73 m2. Dit onafhankelijk van leeftijd. Wel kan ervan uit worden gegaan dat > 90 ml/min/1,73 m2 een streefwaarde is en deze afneemt met de leeftijd. Afname in nierfunctie op oudere leeftijd is niet “fysiologisch”, maar is een afspiegeling van pathofysiologische processen. Een verminderde nierfunctie is ook bij ouderen geassocieerd met een verhoogd risico op cardiovasculaire en renale complicaties. De CKD-epi geschatte kreatinineklaring bestaat uit 4 parameters: kreatinine (bloed), geslacht, leeftijd en ras. * Kreatinine is in µmol/l en bepaalt met de enzymatische methode * Er wordt uitgegaan van een gemiddeld lichaamsoppervlak van 1,73m2. Bij de inschatting van medicijndosering gebaseerd op de CKD-epi dient hiermee rekening te worden gehouden. * Aangezien het ras niet bekend is, wordt er niet gecorrigeerd. Bij het negroïde ras dient de uitslag vermenigvuldigd te worden met de factor: 1,159. Dit vanwege de gemiddeld grotere spiermassa.
Waar heb je jeuk bij nierschade?
Door nierschade kun je bijvoorbeeld last krijgen van vermoeidheid, misselijkheid, jeuk of kramp in de benen.
Welke dranken zijn slecht voor de nieren?
Vochtbehoefte – Mensen met ADPKD (cystenieren) plassen doorgaans meer dan gebruikelijk. Om uitdroging te voorkomen, moeten zij dus meer drinken. Er zijn bovendien aanwijzingen dat meer drinken de groei van cysten remt. Advies bij cystenieren is 3 tot 4 liter vocht per dag te drinken; zodat u ongeveer 3 liter per dag plast.
dranken zonder cafeine zoals zuivel (2 tot 4 glazen per dag, afhankelijk van leeftijd en geslacht) energiearme dranken om het ontstaan van overgewicht te voorkomen dranken zonder oxalaat vanwege het risico op nierstenen. Drink dus geen sap, gemaakt van rabarber, bieten en spinazie dranken zonder toegevoegd fosfaat vanwege preventie van hart- en vaatziekten, zeker als er al sprake is van een verminderde werking van de nieren
Vruchtensap is kaliumrijk en heeft daardoor een gunstig effect op de bloeddruk. Bovendien bevordert kalium de uitscheiding van citraat, waardoor het risico op niersteenvorming afneemt. Maar een te ruim gebruik van vruchtensap kan overgewicht en het slijten van het tandglazuur tot gevolg hebben.