Loonkosten Per Product Berekenen

Loonkosten Per Product Berekenen
Loonkosten per product = loonkosten / productie. Loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit.

Hoe bereken je de kostprijs van een medewerker?

Kosten van personeel – Personeel is voor de meeste ondernemers de belangrijkste investering. De kosten van personeel kun je eenvoudig berekenen. Per werknemer betaal je bovenop het afgesproken brutosalaris nog zo’n 20 tot 35 procent van dat salaris aan extra kosten. Hoe hoog de kosten van personeel precies uitvallen, hangt af van je cao en de individuele afspraken die je met werknemers maakt.

Wat kost 1 fte per jaar?

C. Loonkosten per eenheid product – Een andere grootheid die uit de cijfers van de Nationale rekeningen wordt afgeleid, zijn de loonkosten per eenheid product (loonkosten p.e.p.). De loonkosten p.e.p. geven het belang weer van de loonkosten van werknemers in de productie.

Het cijfer kan onder andere gebruikt worden als maatstaf voor de concurrentiepositie van bedrijfstakken, landen en regio’s. De index loonkosten per eenheid product geeft de ontwikkeling van de loonkosten per geproduceerde eenheid goed of dienst weer. De index wordt berekend door de ontwikkeling van de loonkosten per werknemer te delen door de ontwikkeling van de toegevoegde waarde per werkzaam persoon (werknemers en zelfstandigen).

De toegevoegde waarde wordt gegenereerd door zowel werknemers als zelfstandigen, terwijl de loonkosten alleen op de werknemers betrekking hebben. De uitkomsten zijn als index weergegeven (2015=100). Er worden alleen kwartaalcijfers samengesteld, geen jaarcijfers.

  • De loonkosten per eenheid product worden doorgaans berekend op basis van werkzame personen.
  • De gewerkte uren zijn echter een meer betrouwbare maatstaf voor de arbeidsinzet.
  • Daarom worden de loonkosten per eenheid product ook op basis van gewerkte uren weergegeven.
  • Van beide reeksen worden ook de seizoengecorrigeerde uitkomsten berekend.

Het verschil in uitkomsten op basis van werkzame personen of gewerkte uren is overigens erg klein. Gemeten over het eerste kwartaal van 1996 tot en met het vierde kwartaal van 2019 liepen de loonkosten p.e.p. op basis van werkzame personen op met 44,0 procent, tegen 44,6 procent voor de reeks op basis van gewerkte uren.

  • Tegelijkertijd stegen de loonkosten per gewerkt uur met 83,0 procent.
  • Hieruit volgt dat de toegevoegde waarde per gewerkt uur met 26,3 procent opliep.
  • Dit wordt berekend als ( 1,830 / 1,446 – 1 ) x 100 procent.
  • Per bedrijfstak verschillen deze uitkomsten fors.
  • Zo zijn de loonkosten p.e.p.
  • Het sterkst gestegen in de niet-commerciële dienstverlening, waar de toegevoegde waarde per gewerkt uur het minst steeg of zelfs daalde.

Daarentegen stegen de loonkosten p.e.p. het minst in de bedrijfstakken industrie, de landbouw en visserij en de handel, vervoer en horeca, terwijl daar de toegevoegde waarde per gewerkt uur het sterkst toenam. Toon tabel 5.3.3 Loonkosten per eenheid product en loonkosten per uur (seizoengecorrigeerd)

5.3.3 Loonkosten per eenheid product en loonkosten per uur (seizoengecorrigeerd)

Jaar Kwartaal Loonkosten p.e.p. werkzame personen (2015=100) Loonkosten p.e.p. gewerkte uren (2015=100) Loonkosten per gewerkt uur (2015=100)
’96 1e kwartaal 74,3 73,7 58,9
’96 2e kwartaal 74,5 73,8 58,9
’96 3e kwartaal 74,4 73,6 58,9
’96 4e kwartaal 74,8 73,6 58,0
’97 1e kwartaal 74,8 73,8 59,5
’97 2e kwartaal 74,9 73,8 59,5
’97 3e kwartaal 74,8 73,8 60,4
’97 4e kwartaal 75,1 74,2 61,4
’98 1e kwartaal 75,3 74,2 61,4
’98 2e kwartaal 75,3 74,4 62,0
’98 3e kwartaal 76,1 75,2 62,6
’98 4e kwartaal 76,5 75,7 64,1
’99 1e kwartaal 76,8 76,2 64,7
’99 2e kwartaal 77,0 76,3 65,0
’99 3e kwartaal 77,2 76,6 65,9
’99 4e kwartaal 77,5 76,8 66,2
’00 1e kwartaal 79,3 78,7 68,3
’00 2e kwartaal 79,1 78,3 67,7
’00 3e kwartaal 79,7 79,4 70,5
’00 4e kwartaal 79,6 79,1 70,8
’01 1e kwartaal 80,6 79,8 70,8
’01 2e kwartaal 80,8 79,9 71,1
’01 3e kwartaal 82,1 81,3 72,0
’01 4e kwartaal 82,3 81,4 72,3
’02 1e kwartaal 84,8 83,8 74,7
’02 2e kwartaal 84,9 83,8 74,7
’02 3e kwartaal 85,5 84,3 75,3
’02 4e kwartaal 85,9 84,4 75,9
’03 1e kwartaal 86,5 85,2 76,8
’03 2e kwartaal 87,4 85,9 77,4
’03 3e kwartaal 87,7 86,4 78,4
’03 4e kwartaal 88,0 86,8 79,6
’04 1e kwartaal 87,3 86,2 79,6
’04 2e kwartaal 87,3 86,2 79,9
’04 3e kwartaal 87,3 86,3 80,2
’04 4e kwartaal 87,4 86,3 80,8
’05 1e kwartaal 87,5 86,6 81,4
’05 2e kwartaal 87,8 87,2 82,3
’05 3e kwartaal 87,5 86,6 82,3
’05 4e kwartaal 86,7 85,9 82,0
’06 1e kwartaal 86,8 86,3 82,0
’06 2e kwartaal 87,1 86,7 83,8
’06 3e kwartaal 87,4 86,8 83,5
’06 4e kwartaal 88,2 87,7 84,1
’07 1e kwartaal 88,3 88,0 84,4
’07 2e kwartaal 88,8 88,3 84,4
’07 3e kwartaal 89,3 88,9 86,0
’07 4e kwartaal 90,2 89,7 87,8
’08 1e kwartaal 91,3 90,7 88,4
’08 2e kwartaal 91,5 90,8 88,7
’08 3e kwartaal 92,4 91,9 89,9
’08 4e kwartaal 93,7 93,2 90,5
’09 1e kwartaal 97,2 96,4 90,5
’09 2e kwartaal 97,4 96,8 91,7
’09 3e kwartaal 96,9 96,5 92,6
’09 4e kwartaal 96,4 95,9 92,3
’10 1e kwartaal 95,5 95,3 92,9
’10 2e kwartaal 95,8 95,5 92,9
’10 3e kwartaal 95,9 95,5 92,3
’10 4e kwartaal 96,1 95,6 93,5
’11 1e kwartaal 96,1 96,0 94,5
’11 2e kwartaal 96,5 96,2 95,7
’11 3e kwartaal 97,2 96,5 94,2
’11 4e kwartaal 98,8 98,4 95,4
’12 1e kwartaal 99,1 98,6 96,0
’12 2e kwartaal 99,5 99,1 96,6
’12 3e kwartaal 100,2 99,5 97,5
’12 4e kwartaal 101,0 101,0 98,7
’13 1e kwartaal 101,6 100,6 99,0
’13 2e kwartaal 101,6 100,7 98,1
’13 3e kwartaal 101,4 101,2 99,6
’13 4e kwartaal 100,0 99,6 98,4
’14 1e kwartaal 101,5 100,7 99,0
’14 2e kwartaal 101,0 101,1 101,1
’14 3e kwartaal 101,5 100,5 99,3
’14 4e kwartaal 101,6 101,6 101,1
’15 1e kwartaal 99,7 99,2 99,6
’15 2e kwartaal 99,7 99,7 100,2
’15 3e kwartaal 100,0 100,4 100,2
’15 4e kwartaal 100,6 100,7 99,9
’16 1e kwartaal 100,7 101,0 100,8
’16 2e kwartaal 101,0 101,0 99,9
’16 3e kwartaal 100,9 101,1 101,7
’16 4e kwartaal 100,5 100,7 100,8
’17 1e kwartaal 100,7 100,7 101,1
’17 2e kwartaal 100,9 101,3 101,1
’17 3e kwartaal 101,2 101,3 101,4
’17 4e kwartaal 101,7 101,8 102,7
’18 1e kwartaal 102,4 102,6 103,0
’18 2e kwartaal 102,5 102,4 103,0
’18 3e kwartaal 104,2 104,5 103,9
’18 4e kwartaal 104,7 104,7 104,5
’19 1e kwartaal 105,6 105,7 105,1
’19 2e kwartaal 105,8 106,0 105,7
’19 3e kwartaal 106,9 106,4 106,9
’19 4e kwartaal 108,0 108,1 107,8
’20 1e kwartaal 110,3 110,0 110,6
’20 2e kwartaal 108,6 107,5 104,5

Bron:,

Wat zijn de loonkosten?

De werkgeverslasten die direct samenhangen met het inzetten van individuele werknemers in het productieproces. Ze bestaan uit twee hoofdcomponenten: lonen en salarissen enerzijds en de sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds.

Wat kost een werknemer aan de werkgever?

Sociale zekerheidsbijdragen – Naast het brutoloon betaal je sociale zekerheidsbijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). De werkgeversbijdrage of patronale bijdrage bedraagt 25% van het brutoloon. Daarnaast is er een werknemersbijdrage, betaald door de werknemer. In de privésector wordt van het brutoloon gemiddeld 13,07% afgehouden. Ga dieper in op de sociale bijdragen

Welk percentage loonkosten?

De brutolonen per gewerkt uur van werknemers stegen in het vierde kwartaal van 2022 met 6 procent. De loonkosten per gewerkt uur stegen met 9 procent. De loonkosten zijn de optelsom van de lonen, sociale premies ten laste van werkgevers en eindheffingen minus loonkostensubsidies.

  1. In deze cijfers is ook de loonontwikkeling begrepen van werknemers die niet onder een cao vallen.
  2. Alle looncijfers hebben alleen betrekking op werknemers; het inkomen van zelfstandigen wordt niet gezien als loon, maar als gemengd inkomen uit arbeid, waartoe ook de winst uit bedrijfsvoering behoort.
  3. De lonen en loonkosten per gewerkt uur verschillen sterk per bedrijfstak.

In het vierde kwartaal van 2022 stegen de lonen per gewerkt uur met 10,3 procent het meest in het openbaar bestuur als gevolg van allerlei cao-afspraken. In de zorg was de stijging het kleinst met (0,3 procent) door een zorgbonus die werd uitgekeerd in het vierde kwartaal van 2021.

In het vierde kwartaal van 2022 zijn de loonkosten het hoogst in de handel, vervoer en horeca met ruim 22 miljard euro. In deze bedrijfstak gaat bijna 19 procent van de totale loonkosten om. In deze bedrijfstak zijn ook de meeste werknemers werkzaam. In de bedrijfstakken landbouw en visserij en verhuur en handel van onroerend goed liggen de loonkosten rond de één miljard euro.

In 2022 stegen de lonen per gewerkt uur met 3,4 procent en de loonkosten per gewerkt uur met 6,1 procent. De gewerkte uren van werknemers zijn met 3,4 procent gestegen. In 2022 bedroegen de totale loonkosten 448,7 milja rd euro. Dat is de optelsom van 351,2 miljard euro aan brutolonen, 100,3 m iljard euro aan sociale premies ten laste van werkgevers en 0,8 milja rd euro aan eindheffingen, verminderd met 3,6 mil jard euro aan loonkostensubsidies.

De loonkosten stegen in 2022 met 39,8 m iljard euro (9,7 procent). Dit cijfer is opgebouwd uit een stijging van de lonen ( 22,7 milj ard euro), een toename van de sociale premies ten laste van werkgevers ( 9,1 milj ard euro) en fors dalende loonkostensubsidies en eindheffingen ( 8,0 m ld). Cijfers op StatLine: Beloning en arbeidsvolume van werknemers volgens Nationale rekeningen en Beloning en arbeidsvolume van werknemers naar bedrijfstak volgens Nationale rekeningen Deze gegevens zijn gebaseerd op de beloning van werknemers volgens de Nationale rekeningen.

Ze wijken af van de cao-gegevens over lonen en loonkosten, Dit komt onder meer doordat:

de gegevens van de Nationale rekeningen de gehele werknemerspopulatie beschrijven en de cao-gegevens alleen de werknemers die onder een cao vallen. Naar schatting acht van de tien werknemers valt onder een cao. de gegevens van de Nationale rekeningen zijn gebaseerd op werkelijke geldstromen en alle looncomponenten en werkgeverslasten bevatten. De cao-lonen en contractuele loonkosten laten de ontwikkeling zien van de lonen en sociale lasten voor zover die onvoorwaardelijk voor alle werknemers gelden. de ontwikkeling op basis van cao-informatie structuurvrij is, want wijzigingen in de werknemerspopulatie hebben geen effect op de ontwikkeling van de loon(kosten). Deze wijzigingen werken wel door in de gegevens van de Nationale rekeningen.

Wat kost een mens per uur?

Het gemiddelde uurloon van een werknemer in 2022 bedroeg 25 euro. Als we kijken naar gemiddelden van 5-jaars-leeftijdsgroepen verdienden jongeren tot 25 jaar 15 euro of minder per uur. Werknemers in de leeftijd van 25 tot 40 jaar verdienden een uurloon dat ligt tussen 20 en 27 euro.

Werknemers in de leeftijd van 40 tot 65 jaar verdienden een uurloon tussen 29 en 30 euro. Cijfers op StatLine: Werkgelegenheid, banen, lonen, arbeidsduur Het hoogste uurloon werd in 2022 verdiend in de kleinste bedrijfstak, dat is de delfstoffenwinning, waar gemiddeld een uurloon van 39 euro werd ontvangen.

Op de tweede plaats staat de financiële dienstverlening met een uurloon van 37 euro. Het laagste uurloon werd verdiend in de horeca (15 euro) en in de verhuur en overige zakelijke diensten (18 euro). In de grootste bedrijfstakken handel en gezondheids- en welzijnszorg bedroegen de uurlonen respectievelijk 21 en 26 euro.

Wat zijn de totale loonkosten voor de werkgever?

Loonkosten voor de werkgever Wat zijn de totale loonkosten voor de werkgever? De loonkosten voor een werkgever bestaan naast het brutoloon + vakantiegeld en eventuele 13 e maand en/of bonus ook uit werknemersverzekeringen en een bijdrage Zvw (zorgverzekeringswet). Bereken met onderstaande berekening de totale jaarlijkse loonkosten voor de werkgever.

Hoe is het salaris opgebouwd?

Hoogte van het loon Dit hangt af van een aantal dingen:

Wat staat er in je cao, contract of bedrijfsregeling? In welke functiegroep in de cao is je functie ingedeeld? In welke salarisschaal ben je ingedeeld? Werk je fulltime of parttime? Hoeveel uur werk je per week? Hoe groei je door binnen je loonschaal? Op basis van jaren ervaring, of op basis van beoordeling? Werk je in ploegendienst of op ‘bijzondere’ werktijden (zoals in het weekend of ‘s avonds)? Welke toeslagen krijg jij? Bijvoorbeeld ploegentoeslag of een zaterdagtoeslag? Of een toeslag voor zware arbeidsomstandigheden?

Als je in dienst bent bij een werkgever, krijg je in ruil daarvoor salaris of loon. Dit krijg je meestal per maand, maar soms ook om de 4 weken. Je loon bestaat uit:

Functieloon (het loon dat hoort bij je functie en je ervaring of beoordeling) Vakantietoeslag (wettelijk tenminste 8% van je jaarsalaris)

Maar ook uit toeslagen of bonussen, zoals:

Onregelmatigheidstoeslag (voor het werken op onregelmatige uren) Toeslag voor werken op zaterdag, zondag, ‘s avonds of ‘s nachts Toeslag voor werken in ploegendienst Een bonus voor geleverde prestaties of behaalde resultaten

Op je loonstrook kun je zien hoe je loon is samengesteld. Zo kun je er lezen wat je bruto- en nettoloon is, zie je welke bedragen ingehouden worden op je loon en op welke toeslagen en vergoedingen je recht hebt. En hoeveel vakantiegeld je opgebouwd hebt. Ook zie je op je loonstrook wat de premie is voor de verplichte ziektekostenverzekering die van je brutoloon worden afgehaald. Als je via je werkgever deelneemt aan een aanvullende ziektekostenverzekering, zie je deze premies ook terug op je loonstrook. Heb je een leaseauto? Dan wordt de fiscale bijtelling hiervan ook via het brutoloon verrekend. Een eventuele eigen bijdrage voor de leaseauto zie je ook op de loonstrook staan.

Het brutoloon is het loon dat in je contract of in je cao is afgesproken. Het nettoloon is het loon dat maandelijks (of elke 4 weken) op je rekening staat. Het nettoloon is lager dan het brutoloon. Dat komt doordat van het brutoloon nog belasting (loonheffingen) en werknemerspremies worden afgetrokken. Werknemerspremies zorgen ervoor dat je geld krijgt, als je werkloos, ziek of arbeidsongeschikt wordt. Ook gaat er van je brutoloon nog geld af voor volksverzekeringen, zoals de AOW.

Een werkgever mag jou natuurlijk een hoger loon betalen dan het minimumloon. Als je onder een cao valt, moet je werkgever je tenminste het loon betalen dat volgens de cao bij jouw functie hoort.

Hoeveel winst moet je maken op een product?

Hoe bereken je 40% marge? – Marge berekenen kun je doen per product: Verkoopprijs -/- inkoopprijs = wat je verdient per product (minus overige kosten). Maar je kunt de marge ook berekenen over de inkoopprijs van je product. Rekenvoorbeeld: Fietsenmaker Janssen koopt elektrische damesfietsen in voor € 800,- (exclusief btw-tarief) per fiets.

Wat is het verschil tussen de kostprijs en de prijs van een product?

Tip 3: kostprijs is niet hetzelfde als verkoopprijs – De kostprijs is de interne waarde van een geproduceerd product op voorraadniveau. De verkoopprijs is de externe waarde van een geleverd product op klantniveau. In het verschil zitten componenten als: bruto winstmarge, marge van een eventuele tussenhandel, btw.

Businesscase voor non-financials Een businesscase opstellen en presenteren voor hen die geen financieel expert zijn
1-daagse workshop (€ 795.00 excl. btw)

table>

Businesscase voor gevorderden Een businesscase beoordelen, verbeteren en managen, voor non-financials en financials 1-daagse workshop (€ 795.00 excl. btw)

table>

In-company training Training op uw locatie, al mogelijk vanaf 3 à 4 deelnemers 1-daagse workshop (vanaf 7 deelnemers: € 387.50 excl. btw)

table>

Businesscase Frank neemt u het rekenwerk uit handen en stelt samen met u een professioneel document op Meerdaags adviestraject (vanaf € 995.00 excl. btw)

table>

Businesscase Management Begeleidingstraject voor de definitie en implementatie van adequate processen met resultaat Meerdaags adviestraject (vanaf € 7675.00 excl. btw)

table>

Businesscase, de essentie Een eenvoudige kosten-batenanalyse opstellen voor beginners Online training (vanaf € 125.00 excl. btw)

table>

Prijsbepaling, de essentie Het beredeneren van een prijs voor goederen en diensten rekening houdend met kostprijs en markt Online training (vanaf € 125.00 excl. btw)

table>

KPI, de essentie Online training voor het opstellen, meten en verbeteren van een Kritieke Prestatie-Indicator Online training (vanaf € 125.00 excl. btw)

Hoe bepaal je de prijs van een gerecht?

Hoe bereken je de ideale foodcost? – Om de ideale foodcost te berekenen bepaal je eerst de foodcost van elk menu-item. Vervolgens vermenigvuldig de kosten van elk menu-item met het aantal keren dat het in een bepaalde periode verkocht werd. Met andere woorden, je vermenigvuldigt de kostprijs van een gerecht met de salesmix.

  1. Je POS-systeem zou je het aantal keer elk menu-item verkocht werd in een bepaalde periode met één druk op de knop moeten kunnen aanbieden.
  2. Tel de ideale foodcost van elk menu-item op om de ideale foodcost van je menu voor deze periode te kennen.
  3. Foodcost bepalen van recepten is behoorlijk intimiderend als je een uitgebreid menu hebt.

Laat je echter niet afschrikken. Nauwkeurige kostprijsberekeningen helpen bij het samenstellen van winstgevende menu’s. Zet de ideale foodcost van je menu om naar een percentage van de omzet.

Hoe komt de prijs van een product tot stand?

De concurrentie, je productiekosten maar ook de verwachtingen van de potentiële klanten, zijn factoren waarmee je rekening moet houden bij de prijszetting. De prijs beïnvloedt daarnaast de perceptie van de kwaliteit van je product of dienst, en daardoor het imago van jouw onderneming.

Wat kost een mens per uur?

Het gemiddelde uurloon van een werknemer in 2022 bedroeg 25 euro. Als we kijken naar gemiddelden van 5-jaars-leeftijdsgroepen verdienden jongeren tot 25 jaar 15 euro of minder per uur. Werknemers in de leeftijd van 25 tot 40 jaar verdienden een uurloon dat ligt tussen 20 en 27 euro.

Werknemers in de leeftijd van 40 tot 65 jaar verdienden een uurloon tussen 29 en 30 euro. Cijfers op StatLine: Werkgelegenheid, banen, lonen, arbeidsduur Het hoogste uurloon werd in 2022 verdiend in de kleinste bedrijfstak, dat is de delfstoffenwinning, waar gemiddeld een uurloon van 39 euro werd ontvangen.

Op de tweede plaats staat de financiële dienstverlening met een uurloon van 37 euro. Het laagste uurloon werd verdiend in de horeca (15 euro) en in de verhuur en overige zakelijke diensten (18 euro). In de grootste bedrijfstakken handel en gezondheids- en welzijnszorg bedroegen de uurlonen respectievelijk 21 en 26 euro.

Wat zijn normale personeelskosten?

Kosten vs. omzet – Je ziet al snel of de personeelskosten niet te zwaar op je bedrijf drukken, als je deze deelt door de totale omzet. De globale norm is tussen de 40 procent en 60 procent: minder dan 40 procent redt eigenlijk niemand, meer dan 60 procent is te veel.

Wat kost een werknemer per uur?

Grofweg betaal je per werknemer bovenop het salaris nog extra kosten tot circa 35 – 40 procent. De precieze bedragen verschillen dus per werknemer en per bedrijf.

Hoeveel moet een werknemer opbrengen?

Omzet vs personeelskosten – Je kunt nog een stap verder gaan en je personeelskosten ten opzichte van je omzet berekenen. Probeer beide in kaart te brengen en tegen elkaar af te zetten. Natuurlijk mogen je personeelskosten nooit hoger zijn dan je omzet, dan draai je verlies, zeker als je nog andere bedrijfskosten hebt.