Prijs Per Stuk Berekenen
Contents
Welke drie manieren zijn er om de kostprijs te berekenen?
Welke drie manieren zijn er om een kostprijs te berekenen? – De kostprijs en productprijs berekenen – Bij het berekenen van je kostprijs is het belangrijk dat je alle kosten meeneemt. Hier vallen dus de directe, indirecte, vaste en variabele kosten onder.
- Je kan de kostprijs berekenen op verschillende manieren.
- De meest gebruikte manieren zijn de integrale kostprijscalculatie, de kostenplaats-berekening en Activity Based Costing (ABC).
- De makkelijkste methode is de integrale kostprijscalculatie.
- Bij deze methode worden de directe kosten en de indirecte kosten bij elkaar de kostprijs.
Hier tel je vervolgens een bepaalde marge bij op, maar deze verschilt per branche. Dit bedrag is exclusief btw. Bij het bepalen van de productprijs kan het helpen om te kijken naar concurrenten. Hoeveel vragen zij voor een soortgelijk product? Actuele prijzen en prijsontwikkelingen kan je vinden op de website van het CBS.
Hoe bereken je inkoopprijs naar verkoopprijs?
Marge berekenen Om van je inkoopprijs tot je verkoopprijs te komen, gebruik je de volgende berekening: 100,00 / (1 – 25%) = 100,00 / 0,75 = €133,33. Anders gezegd: de €33,33 euro is 25% van de verkoopprijs van €133.33.
Hoe bereken je hoeveel iets gestegen is?
Werkbladen om te oefenen met procenten – Oefenen met percentages kan niet alleen door middel van quizzen en spellen, maar ook met behulp van werkbladen. Hieronder vind je een aantal werkbladen om te oefenen met procenten, zodat je kind direct aan de slag kan.
De letterlijke vertaling van het woord procent is ‘per 100′. Procenten worden dan ook gebruikt om aan te geven om welk deel van het geheel het gaat. Het geheel is bij procenten altijd 100. Als er 20 van de 100 mensen vertrekken, betekent dit dat er 20% weggaat. Je kind kan al op jonge leeftijd in aanraking komen met procenten.
Zo wordt korting in een winkel bijvoorbeeld vaak aangegeven in procenten. In groep 7 van de basisschool leert je kind overigens pas met procenten rekenen. Als je kind een breuk om wil zetten in een percentage, deelt hij het getal 100 allereerst door de noemer van de breuk.
- Stel dat je kind moet berekenen hoeveel procent 4/5 is.
- Hij deelt dan eerst 100 door 5.
- Dit maakt 20.
- Je kind heeft dan uitgerekend hoeveel procent 1/5 deel van 100 is.
- Omdat het hier om 4/5 deel gaat, moet je kind de uitkomst met de teller (4) vermenigvuldigen.
- De breuk 4/5 staat dus gelijk aan 80%.
- Voor het berekenen van een procentuele verandering gebruikt je kind de formule nieuwe prijs – oude prijs : oude prijs x 100%.
Stel dat een treinkaartje nu €5 kost, maar vorig jaar nog €4,50 kostte. De som ziet er dan als volgt uit: 5 – 4,50 : 5 x 100%. Doordat de uitkomst van deze som 10 is, weet je kind dat een treinkaartje 10% duurder is geworden. Je kind kan een rekenboek gebruiken om met procenten te oefenen, maar hij kan ook met online spellen aan de slag Op Squla vind je namelijk verschillende quizzen en games die in het teken staan van rekenen met procenten.
Wat betekent prijszetting?
Prijszetting – Het vaststellen van het niveau van de prijs, de prijshoogte en de verdere invulling van het prijsbeleid binnen een gekozen prijsstrategie.
Hoe bereken ik de marge?
Margeberekening ging in de voorgaande versies uitsluitend uit van een opslag op de Vaste VerrekenPrijs (VVP). Nu is daar een tweede berekeningsmethode aan toegevoegd: Margeberekening op basis van de Verrekenprijs: Bij de berekening op basis van de Vaste Verrekenprijs als basis voor de margeberekening, gaat het in feite om een opslag op de Vaste Verrekenprijs. De berekening wordt dan als volgt: Het verschil tussen de Verkoopprijs (49,95) en de Vaste verrekenprijs (35) = 14,95. Dit bedrag wordt gedeeld door de Vaste verrekenprijs (35) en vervolgens vermenigvuldigd met 100. De uitkomst daarvan is 42,71%. Deze opslag wordt getoond in de kolom Marge %. Vult u nu in de Artikelstamgegevens bij de marge 35% in, kijkt Unit 4 Multivers of het opslagpercentage hoger is dan 35%. Zo niet, bijvoorbeeld door een regelkorting van 7%, wordt de Nettoprijs te laag en is er sprake van marge-overschrijding. Let op! Als u het margepercentage voor de verkoopprijs van dit artikel zou berekenen ten opzichte van de verrekenprijs: verkoopprijs minus de verrekenprijs = marge in geld. Marge in geld * 100 / verkoopprijs = marge in procenten, komt uit deze berekening 29,93%. Dit is dus de berekening die gevolgd wordt als u kiest voor de margeberekening op basis van de Verkoopprijs. Op zichzelf is het margebedrag bij deze berekening hetzelfde, maar wordt het percentage op een andere manier berekend. De methode selecteren: U kiest de berekeningsmethode in ‘Onderhoud | Algemene gegevens | Bedrijfsparameters’ map ‘Orderverwerking’ bij ‘Margemethode’ Let op! U kunt op elk moment in uw administratie van de ene naar de andere methode omschakelen. Wel geldt dan dat een aantal bestaande facturen die op basis van de Verrekenprijs berekend waren en binnen de margebewaking vielen, er nu buiten vallen of omgekeerd.
- U moet hier dan bij de verwerking rekening mee houden.
- Zorg ervoor dat alle facturen gefactureerd en verwerkt zijn voordat u omschakelt.
- Als u werkt met ‘Fiattering’ met margepercentages en u kiest voor een andere berekeningsmethode, blijven de bestaande (balie)facturen of offertes wel gewoon gefiatteerd, ook al zou het margepercentage nu te laag zijn.
Als u een dergelijke factuur of offerte heropent, kan het dan zijn dat deze niet meer aan de fiatteringslimiet van de fiatteur voldoet en door een ander (opnieuw) gefiatteerd moet worden.
Hoeveel procent winst is normaal?
Hoe hoog moet mijn winstgevendheid zijn als ik financiering wil aanvragen? – De norm van winstgevendheid verschilt per branche; 5 à 10% is over het algemeen een gezond getal. In de dienstensector zien wij de hoogste percentages, in de industrie liggen de cijfers het laagst.
Wat is de gangbare prijs?
1. de prijs berekenen in functie van de kosten – Een gangbare prijsstrategie gaat uit van de eigen kosten (materiaal, productie, arbeid, vervoer, administratieve en boekhoudkundige kosten, verkoopkosten, enz.). Tel gewoon alle kosten bij elkaar op en je kent het minimumbedrag dat je moet vragen om geen verlies te lijden.
- Voeg dan een werkbare winstmarge toe en je hebt je verkoopprijs.
- De voordelen van deze methode spreken voor zich: het is simpel en de veiligste manier om break-even te draaien en verliezen te vermijden.
- Maar je kosten zijn vaak moeilijk te voorspellen of controleerbaar (verhoging van de prijzen van grondstoffen, reglementaire wijzigingen,).
Natuurlijk kan je niet bij elke nieuwe investering je prijs opdrijven. Deze aanpak is ook verre van volledig : je bekomt misschien wel een verkoopprijs maar je weet helemaal niet of de klant wel bereid is om die prijs ervoor te betalen. Bovendien is deze aanpak blind voor de concurrentie.
Wat is de formule voor verkoopprijs?
Een handige formule is dan dus: (winstfactor x inkoopprijs) + inkoopprijs + btw = verkoopprijs inclusief btw.
Is omzet gelijk aan verkoopprijs?
Bedrijfseconomie: Omzet | Cumulus De omzet van een onderneming is gelijk aan de afzet vermenigvuldigd met de verkoopprijs. De totale opbrengsten of de totale omzet (TO) van een onderneming wordt berekend door de verkoopprijs (P) te vermenigvuldigen met de afzet (q), In een formule: TO = P x q. : Bedrijfseconomie: Omzet | Cumulus
Wat is de formule van groeifactor?
Wat zijn dat eigenlijk en hoe kan je ze berekenen? Mr. Chadd legt het je uit! – Uitleg De groeifactor is het getal waarmee we steeds de al aanwezige hoeveelheid vermenigvuldigen. De groeifactor g is het getal waarmee je y vermenigvuldigd, als x één eenheid toeneemt. Voor groeifactoren gelden de volgende regels:
- Bij een toename deel je het percentage door 100 en tel je dit getal bij 1 op. Bij een groei van 34% kun je de groeifactor dus berekenen door 34/100 = 0,34 bij 1 op te tellen. De groeifactor is dan dus 1,34. Bij een toename is de groeifactor altijd groter dan 1.
- Bij een afname deel je het percentage ook door 100, maar trek je dit getal af van 1. Bij een afname van 21% kun je dus de groeifactor berekenen door 21/100 = 0,21 van het getal 1 af te trekken. De groeifactor is dan dus 1 – 0,21 = 0,79. In het geval van een afname ligt de groeifactor tussen de getallen 0 en 1.
- De groeifactor is een positief getal, dus altijd groter dan 0.
Met de volgende voorbeelden leggen we het je uit! 1. Toename Peter begint met een loon van 760 euro bij bedrijf X. Nadat hij een jaar heeft gewerkt, krijgt hij een loonsverhoging van 4%. Hoeveel verdient hij het tweede jaar dat hij bij bedrijf X werkt? De loonsverhoging van Peter is 4%. De groeifactor is dan dus 4/100 = 0,04 –> 1 + 0,04 = 1,04.1,04 is de groeifactor van de toename van het loon van Peter. Nu kunnen we berekenen wat het nieuwe loon van Peter is voor het komende jaar, namelijk: 760 * 1,04 = 790,40 euro.2. Afname Marie ziet een mooie jas in de winkel hangen. Op de jas zit een kortingssticker van 30%. Eerst kostte de jas zonder korting 120 euro. Hoeveel moet Marie voor de jas betalen als ze 40% korting krijgt? De korting is 30%. De groeifactor van de prijs van de jas bereken je dus met 30/100 = 0,30 –> 1 – 0,30 = 0,70. De prijs die Marie voor de jas moet betalen wanneer de korting eraf gaat, is dus 120 * 0,70 = 84 euro. Even oefenen Om te kijken of je de bovenstaande uitleg begrijpt, staan hieronder nog een aantal oefensommen die je kunt proberen te maken.
- Wat is de groeifactor bij een toename van 54%?
- Wat is de groeifactor bij een afname van 13%?
- Klusjesman Rutger heeft zijn boor kapot gemaakt. Hij gaat naar de winkel om een nieuwe te kopen. In de winkel kan hij kiezen tussen twee verschillende modellen. Hij besluit de goedkoopste te kopen. Boor 1 kost 28 euro, en boor 2 kost 36 euro. Boor 2 is in de aanbieding: er zit een kortingssticker op van 25%. Welke boor is het goedkoopste bij de kassa en moet Rutger kopen?
Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar: Rekenen met procenten Kruistabel: wat is het en hoe kun je het precies maken? Verhoudingstabel