Uitslag Kegel Berekenen Excel

Uitslag Kegel Berekenen Excel
Wat zijn formules voor kegels? – Voor kegels gelden volgende formules: Het basisgebied is gelijk aan G=pi*r (omdat het een cirkel is). Voor het volume geldt de formule V=1/3*G*h, waarbij G het grondvlak is en h de hoogte. Voor de afstand tussen het bovenste punt en de cirkelrand geldt de formule s=h+r (verkregen uit de stelling van Pythagoras). straal, omtrek, oppervlakte grondvlak hoogte, zijhoogte mantelvlak oppervlakte inhoud

Hoe maak je een uitslag van een kegel?

Antwoord. Kort gezegd komt het er op neer dat je de omtrek van de grondcirkel berekent. Dit is tevens de lengte van de cirkelboog van de uitslag van de cirkel. De straal R bereken je uit hoogte van de kegel en de straal van de grondcirkel.

Hoe bereken je een afgeknotte kegel?

WisFaq! \require De inhoud van een recht afgeknotte kegel is:Inhoud=1/3$\pi$h(R 2 +Rr+r 2 ) Mijn vraag is dan hoe ze daar op komen. Normaal bereken je het door de hele kegel-afgeknotte deel, maar dit x is niks bekent. ji son Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo – zaterdag 12 juni 2004 Hieronder volgt de afleiding van de formule.Probeer maar eens of je het snapt!Noem de hoogte van de hele kegel H.De hoogte van de afgeknotte kegel is h, dus de hoogte van het topje is H-h.

De inhoud van de hele kegel is 1 / 3 $\pi$R 2 H De inhoud van het topje 1 / 3 $\pi$r 2 (H-h)Aftrekken levert voor de afgeknotte kegel 1 / 3 $\pi$R 2 H- 1 / 3 $\pi$r 2 (H-h)= 1 / 3 $\pi$(R 2 H-r 2 H+r 2 h)= 1 / 3 $\pi$((R 2 -r 2 )H+r 2 h)Nu moeten we gelijkvormigheid gebruiken om H in h,R en r uit te drukken.Er geldt:(H-h):H=r:R, dus(H-h)R=Hr dus HR-hR=HrHR-Hr=hR dus H(R-r)=hR dus H=hR/(R-r).

Dit invullen in 1 / 3 $\pi$((R 2 -r 2 )H+r 2 h) levert: 1 / 3 $\pi$((R 2 -r 2 )hR/(R-r)+r 2 h) Omdat (R 2 -r 2 )=(R+r)(R-r) is dit gelijk aan 1 / 3 $\pi$((R+r)hR+r 2 h)= 1 / 3 $\pi$h((R+r)R+r 2 )= 1 / 3 $\pi$h(R 2 +rR+r 2 ).

Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts.! zaterdag 12 juni 2004

table>

table>

table>

| | | | | | ©2001-2023 WisFaq – versie 3 : WisFaq!

Wat is de uitslag van een kegel?

Ruimtefiguren en uitslagen Ruimtefiguren worden ook wel lichamen genoemd. Voorbeelden zijn prisma’s, piramides,. Een prisma is een lichaam dat begrensd wordt door twee evenwijdige zijvlakken. De overige zijvlakken zijn rechthoeken. Een piramide is een lichaam waarvan alle hoekpunten op één na in één vlak liggen. Dat ene hoekpunt heet de top, De andere hoekpunten liggen in het grondvlak. Er is van alles mogelijk: een driezijdige piramide (ook wel viervlak genoemd), een vijfzijdige piramide, een regelmatige vierzijdige primaide, enz. Bij een regelmatige n-zijdige piramide is het grondvlak een regelmatige veelhoek en zijn de opstaande ribben allemaal even lang. Uitslag van een piramide Je ziet hier de uitslag van een piramide. Deze piramide heeft het vierkant ABCD als grondvlak en punt E bevindt zich recht boven het punt D waarbij DE=CD. Uitslagen van een cilinder Van een ruimtefiguur kan je een uitslag maken. Er zijn verschillende utslagen mogelijk. Een uitslag van een lichaam is een vlakke figuur die je krijgt als je het lichaam openknipt. De omtrek van een cirkel met straal $r$ is $2\pi·r$ Een touwtje spannen Opgave Hierboven zie je hoe een touwtje gespannen is over de cilindermantel van een cilinder. Bereken op 1 decimaal nauwkeurig de lengte van het touwtje als

het touwtje 1 keer rond gaat het touwtje 2 keer rond gaat

Zie er wordt een touwtje gespannen Uitslagen van kegels Een kegel bestaat uit een grondcirkel een een gebogen vlak: de kegelmantel, De uitslag van een kegel bestaat uit een cirkelsector en een cirkel (de grondcirkel). De lengte van de boog van de cirkelsector moet precies gelijk zijn aan de omtrek van de grondcirkel. De middelpuntshoek in het voorbeeld hierboven is $180^\circ$. Met de straal van de cirkelsector en de middelpuntshoek kun je de lengte van de boog van de cirkelsector uitrekenen en andersom.:-) De straal van de grondcirkel geven we aan met $r$ en de straal van de cirkelsector (de kegelmantel) met $R$.

Bereken de middelpuntshoek van de uitslag van deze kegel.

Aanpak Gebruik dat de lengte van de cirkelboog in de cirkelsector gelijk is aan de omtrek van de grondcirkel. Uitgewerkt Ik kies $\alpha$ als de middelpuntshoek. De omtrek van de grondcirkel ($r=3$) is gelijk aan $2\pi·3=6\pi$. De boog van de cirkelsector voor de kegelmantel is dan ook $6\pi$ lang en omdat $R=5$ moet gelden: $\eqalign ·10\pi=6\pi}$ $\alpha=216^\circ$

Oppervlakte kegelmantel en grondcirkel

Wat is de formule van een kegel?

De formule voor de inhoud van een kegel luidt V=1/3hπr².

Hoeveel kegels zijn er bij kegelen?

Kegelen (spel) Kegelen bij de,, 1660-1663 Bioscoopjournaal uit 1955 over het nieuwe kegelhuis te Amsterdam, destijds het grootste en modernste in Nederland Een kegelwedstrijd Schilderij van, ca.1665 Kegelen is een balspel waarbij de deelnemer probeert met een bal 9 kegels, aan het eind van een circa 20 meter lange houten of kunststof baan met een breedte van 30 centimeter, om te gooien.

Kan je een kegel rollen?

Antwoorden van de opgaven – a De vorm van een balk, een rechthoekig blok. b In alle hoekpunten tref je rechte hoeken aan, alle randen staan loodrecht op elkaar. d Nee, een basketbal is bol. Doe je best, misschien ken je nog niet veel namen, maar kubus, balk (of blok), piramide, bol, cilinder, kegel vast wel.

  1. De laatste drie kunnen rollen, de eerste drie alleen schuiven (als ze niet stuiteren).
  2. A Welke van de ruimtelijke figuren hebben alleen platte zijkanten? b Welke figuren hebben gebogen zijvlakken? c Welk figuur bestaat uit één gebogen zijvlak? d Welke van deze figuren hebben cirkelvormige randen? e De bol kun je naar alle kanten rollen, de cilinder en kegel rollen maar één kant op.

f Als de kegel alleen maar rolt, blijft de top op zijn plaats en beschrijft hij dus een cirkel met de top als middelpunt.

Omdat metaal waarschijnlijk gemakkelijker tot een cilinder kan worden gebogen. Omdat je een cilinder makkelijker kunt vasthouden. Omdat er bij dezelfde inhoud voor een cilinder minder materiaal nodig is dan voor een balk. Omdat een cilindervormig blikje steviger is.

b Bijvoorbeeld etuis, buizen voor de waterleiding, veel poten van stoelen, tafels en nog veel meer. c Twee cirkelvormige, platte vlakken met een gebogen vlak ertussen. De platte vlakken zijn ook evenwijdig: ze hebben dezelfde richting en liggen overal even ver van elkaar af.

a Bij een kubus hebben alle randen dezelfde lengte. b Allebei een balkvorm, een rechthoekige blokvorm. c Ja, een kubus is een balk met een extra voorwaarde: namelijk dat alle randen even lang zijn. a Welke van de drie lichamen zijn prisma’s? b Een prisma heeft twee gelijke evenwijdige vlakken, verbonden door rechthoeken.

c Elke balk is een prisma, maar niet elk prisma is een balk. Een zeszijdig prisma zoals figuur I is bijvoorbeeld geen balk. a Een zeshoek, zo te zien met zes gelijke zijden en hoeken (een regelmatige zeshoek). a Omdat er vier opstaande zijvlakken zijn. Het grondvlak heeft de vorm van een vierhoek.

  1. B Er is één grondvlak in de vorm van een veelhoek.
  2. De opstaande vlakken zijn driehoeken die in één punt (de top) samenkomen.
  3. A Een driehoek met drie gelijke zijden.
  4. B Een grote, vier middelgrote en `3 xx 4` kleine is in totaal zeventien piramides.
  5. A Een prisma heeft twee gelijke vlakken en voor de rest rechthoekige vlakken.

De twee evenwijdige, gelijke, hoekige vlakken zijn de voorkant en de achterkant van de figuur. b De bovenkant is geen rechthoek, de voorkant en de achterkant kunnen ook niet gelijk zijn. Figuur I lijkt te zijn opgebouwd uit twee balken en is in z’n geheel een kubus.

  • In figuur II lijkt het witte gedeelte een (driezijdige) piramide te zijn.
  • Waarschijnlijk zijn de blauwe gedeelten ook (driezijdige) piramides.
  • In z’n geheel is figuur II ook een kubus.1: (zeszijdige) piramide 2: kegel 3: (driezijdig) prisma 4: cilinder 5: bol 6 kubus 7: (zeszijdig) prisma 8: balk a Bijvoorbeeld in twee vierzijdige piramides.

Of acht driezijdige piramides met een driehoek als grondvlak. b Een driezijdige piramide. Dit noem je wel een viervlak. a Vijf rechthoekige driehoeken (dus elk met één paar loodrechte zijden), een parallellogram en een vierkant. b Een kubus (of balk) en verder allemaal prisma’s.

c Ja, een kubus of een balk is eigenlijk een speciaal soort prisma. Twee prisma’s: het huis (vijfzijdig) plus de aanbouw (vijfzijdig). Leg de kegel op zijn kant. Leg de liniaal vanuit de top naar de rand van de cirkel op het grondvlak. Trek de lijn. Kubuswoningen b Er zijn veel juiste antwoorden mogelijk.

Bijvoorbeeld: toegang tot het huis moet via een trap, de indeling van het huis is een ruimte met schuine wanden. Laat je docent bij twijfel jouw antwoorden nakijken. c De vloer is een driehoek of een zeshoek. Stapelen Een 3-piramide bestaat uit drie lagen ballen die samen een “piramide” vormen. Je ziet de onderste laag, de middelste laag en de bovenste laag. Evenzo heb je een 4-piramide (vier lagen), een 5-piramide (vijf lagen), enzovoort. Alle ballen aan de buitenkant van een 8-piramide zijn geel (ook de onderkant), alle andere ballen zijn wit.

Wat voor figuur vormen de witte ballen? a Een (groene) piramide, een (blauwe) kubus (of balk) en een (roze) prisma. b Het is een vierzijdige piramide. c De blauwe kubus/balk is een speciaal geval van een prisma. De beide figuren staan op een soort tafelblad, dat is een balk. De linkerfiguur begint onderaan met een balk, daarop ligt een achtzijdig prisma, daarop staat weer een achtzijdig prisma.

Daarop ligt een figuur dat sterk op een bol lijkt, maar het door de “richels” niet is. Van de rechterfiguur zijn de pootjes balken, daarop ligt een balk, daarop ligt een figuur dat lijkt op een kubus (of een balk, het is niet goed te zien of alle zijden even lang zijn), alleen zijn de hoeken ervan af gehaald.

Wat is de formule van verplaatsing?

Arbeid Op donderdag 9 mrt 2023 om 10:13 is de volgende vraag gesteld Goedemorgen, Wat is de reden dat de arbeid altijd 0 is als f en s loodrecht op elkaar staan? Erik van Munster reageerde op donderdag 9 mrt 2023 om 12:38 Omdat een kracht alleen arbeid verricht als het iets “doet”. Dat wil zeggen: als het een effect heeft. Het effect van een kracht is dat iets gaat bewegen of afgeremd wordt in de richting waarin de kracht werkt. Als dit niet de richting is van de kracht dan is het kennelijk iets anders dat hiervoor zorgt. Kan nog steeds dat er arbeid wordt verricht door iets anders maar niet meer door deze kracht. Op woensdag 21 dec 2022 om 01:19 is de volgende vraag gesteld Meneer zou u mij svp willenhelpen met de volgende vragen door stapsgewijze uitleg? Alvast bedankt. ” een gondel van een kabelbaan wordt omhooggetrokken met een snelheid van 4,5m/s en heeft dan 8min nodig om de top te bereiken. De kabel maakt een hoek van 30 (graden) met de horizontaal. De massa van de gondel plus passagiers is 1,2×10^3 kg. bereken de arbeid die zwaartekracht heeft verricht bij het naar boven brengen van de gondel” Erik van Munster reageerde op woensdag 21 dec 2022 om 07:08 De zwaarte-energie van de gondel neemt toe. Deze toename is gelijk aan de (negatieve) arbeid van de zwaartekracht. We moeten dus Ez=m*g*h gebruiken. Enige wat we nog niet weten is het hoogteverschil (h) dat de gondel overbrugt. De lengte van de rit naar boven kunnen we uitrekenen met s = v*t uit de snelheid (v) en de tijd (t in s). Daarna kunnen we met de sinus van de hoek uitrekenen hoe groot h is (overstaande zijde). Daarna Ez=m*g*h uitrekenen en we weten dan ook de arbeid (met een minteken ervoor). Sam Juffer vroeg op dinsdag 22 feb 2022 om 15:07 2 vragen: Hoe moet ik intuitief denken over arbeid? Ik snap niet helemaal waarom bij geen verplaatsing arbeid 0 is, terwijl een tas in de lucht houden wel duidelijk moeite (“arbeid”) kost in het echt. Een vraag luidt: “Je tilt een tas van 5,0 kg op van de grond en zet hem op een tafel met een hoogte van 70 cm. Hoe groot is de arbeid die je verricht.” In het antwoord zegt u dat de kracht F gelijk is aan de zwaartekracht keer het gewicht. Is dat niet de benodigde kracht voor een nettokracht van 0, dus geen verplaatsing? Of moet ik het zien als W > 34J? Erik van Munster reageerde op dinsdag 22 feb 2022 om 15:27 Spieren zijn zo gemaakt dat ze energie verbruiken óók als er geen verplaatsing is. Maar dit heeft te maken met hoe spieren biologisch in elkaar zitten. Natuurkundig gezien wordt er geen arbeid verricht als de verplaatsing 0 is. Denk maar aan de kapstok waaraan een tas hangt. De kapstok oefent een kracht uit maar verbruikt hierbij geen energie. Erik van Munster reageerde op dinsdag 22 feb 2022 om 15:31 Over je tweede vraag. De nettokracht is 0N maar de vraag is welke arbeid er verricht wordt dior de tilkracht. En die is niet 0. Belangrijk om te onthouden: arbeid “hoort” altijd bij één bepaalde kracht die de arbeid verricht. En dus niet bij de nettokracht. Op maandag 6 dec 2021 om 22:25 is de volgende vraag gesteld Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht? Waarom is hierop het antwoord 0, je verricht toch inspanning om de tas de lucht in te houden, dus arbeid? Op maandag 6 dec 2021 om 22:35 is de volgende reactie gegeven Geen verplaatsing Erik van Munster reageerde op dinsdag 7 dec 2021 om 07:40 Ja, dat klopt: geen verplaatsing. Je kunt het je ook voorstellen als je dezelfde tas op dezelfde hoogte even lang aan een kapstok hangt in plaats van dat je hem zelf vasthoudt. Een kapstok verbruikt natuurlijk geen energie en kan dus geen arbeid verrichten. Op woensdag 24 jun 2020 om 13:28 is de volgende vraag gesteld Hallo, Voor een practicum moet ik de verticale snelheid vh bij het neerkomen op de grond van een balletje bepalen, kan ik deze snelheid op dezelfde manier berekenen als de horizontale snelheid?

  • Op woensdag 24 jun 2020 om 13:36 is de volgende reactie gegeven
  • Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jun 2020 om 15:05
  • Op woensdag 24 jun 2020 om 17:49 is de volgende reactie gegeven
  • Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jun 2020 om 18:15
  • Op woensdag 24 jun 2020 om 21:23 is de volgende reactie gegeven
  • Op woensdag 24 jun 2020 om 21:39 is de volgende reactie gegeven
  • Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jun 2020 om 21:47
  • Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jun 2020 om 21:50

gegeven is dat deze kan worden berekend met : vh= 9,81 tDe horizontale snelheid is anders dan de verticale snelheid. Voor de verticale snelheid die iets dat valt heeft bij het neerkomen geldt inderdaad vh = 9,81*t vh = verticale snelheid (m/s) t = valtijd (s) Vraag is dus: hoe weet je de valtijd t (hoe lang het voorwerp er over doet om te vallen)? Ik weet niet hoe je practicum er precies uit ziet.

Misschien kun je de valtijd meten? Als dit niet zo is kun je valtijd ook berekenen uit de hoogte. Weet niet of dit de bedoeling is, maar zo ja dan heb je misschien de formule er bij gekregen om dit te doen (hoort niet bij de officiele examenstof).Dag meneer ik heb de snelheid van de kogelbaan van de kogel kunnen berekenen met de gegeven formule.

Nu moet ik ook de snelheid waarmee de kogel op de grond komt bepalen en onder welke hoek dit gebeurt m.b.v. de stelling van Pythagoras. Er is gegeven dat de snelheid die wordt gevraagd wordt gevormd door de volgende snelheden bij elkaar op te tellen namelijk, vx en vh.

  1. Graag zou ik willen weten hoe ik dit moet aanpakken.Inderdaad via de stelling van Pythagoras: De snelheidsvector v is de schuine zijde van de driehoek gevormd door vh (verticaal) en vx (horizontaal).
  2. Dus v = wortel( vx^2 + vh^2) Als het goed is kom je hiermee op een snelheid v die groter is dan vh en vx.Dank u wel meneer, hoe kan ik vervolgens de hoek berekenen onder welke hoek dit gebeurt?Ook zou ik graag willen weten of je bij het kogelbuis practicum bij de berekening van de valtijd de hoogte h (afstand van waar de kogel de buis verlaat tot de grond) of de hoogte delta h (hoogteverschil tussen loslaatpunt en punt waar de kogel de buis verlaat) moet gebruiken om de valtijd te berekenenOver het berekenen van de hoek: als je eenmaal vh, vx en v weet is het niet zo moeilijk meer.
You might be interested:  Delta E Berekenen Scheikunde

Dit vormt samen namelijk een driehoek. Met sin cos of tan kun je de hoek berekenen. Als je de hoek ten opzichte van de horizon wil weten gebruik je bv tan hoek = vh / vxOver de valtijd: De valtijd is de tijd tussen het uit de buis komen en het moment dat de kogel op de grond komt.

Dit is namelijk tijd dat de kogel “valt”. Je gebruikt dan dus ook de hoogte van het punt waar de kogel uit de buis komt ten opzichte van de grond. Op donderdag 4 jun 2020 om 20:59 is de volgende vraag gesteld Dag meneer, Hoe zou ik de kinetische energie van een voorwerp direct na het afschieten moeten bepalen? Er is gegeven dat de valtijd t verticaal gelijk is aan t horizontaal maar ik snap niet waarom dit zo is.

Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de formules : h= 0,5*9,81*(t verticaal)^2 en X= v*t horizontaal. h= 0,45m en X= 1,1m

  1. Erik van Munster reageerde op donderdag 4 jun 2020 om 21:41
  2. Erik van Munster reageerde op donderdag 4 jun 2020 om 21:43
  3. Op dinsdag 23 jun 2020 om 19:55 is de volgende reactie gegeven
  4. Erik van Munster reageerde op dinsdag 23 jun 2020 om 20:02
  5. Op dinsdag 23 jun 2020 om 23:07 is de volgende reactie gegeven
  6. Erik van Munster reageerde op woensdag 24 jun 2020 om 08:48
  7. Op donderdag 25 jun 2020 om 11:42 is de volgende reactie gegeven
  8. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 13:33
  9. Op donderdag 25 jun 2020 om 13:44 is de volgende reactie gegeven
  10. Op donderdag 25 jun 2020 om 13:46 is de volgende reactie gegeven
  11. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 15:05
  12. Op donderdag 25 jun 2020 om 15:31 is de volgende reactie gegeven
  13. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 16:32
  14. Op donderdag 25 jun 2020 om 16:40 is de volgende reactie gegeven
  15. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 16:53
  16. Op donderdag 25 jun 2020 om 17:17 is de volgende reactie gegeven
  17. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 20:57
  18. Erik van Munster reageerde op donderdag 25 jun 2020 om 20:57

Ik zal je een beetje op weg helpen. De beweging is een combinatie van twee bewegingen: In de x-richting is het een beweging met een constante snelheid. Dus s=v*t. Er wordt 1,1 m afgelegd dus als je de tijd weet kun je de snelheid uitrekenen. In de y-richting is de beweging een valbeweging. Dus h=0,5*9,81*t^2. De tijd dat het voorwerp erover doet om op de grond te vallen kun je uitrekenen met h=0,5*9,81*t^2: je weet namelijk h=0,45 m. Deze tijd t is dezelfde tijd als de tijd die het voorwerp heeft gehad om horizontaal 1,1 m af te leggen. Met s=v*t kun je daarom v uitrekenen. S=1,1 m en t had je net uitgerekend.Als je de snelheid eenmaal hebt kun je met Ek=0,5*m*v^2 de kinetische energie uitrekenen. Maar dan moet je wel de maasa weten.Dag meneer, Hoe zou ik kunnen bepalen of alle veerenergie in het elastiek wordt omgezet in kinetische energie en daarna in thermische energie?Als in de vraag staat dat de energie ‘na’ hetzelfde is als de energie ‘voor’ weet je dat er geen (thermische) energie verloren is gegaan. Maar vaak staat ook letterlijk in een opgave dat er geen energie verloren gaat aan warmte.Dag meneer, er staat alleen dat over de afstand die de schijf aflegt op de grond ook de wrijvingskracht arbeid zal verrichten, nu moet worden gecontroleerd of geldt: Ev > Ek > Et Alvast bedankt!Als er wrijvingskracht is wordt er ook energie omgezet in warmte. Dit betekent dat er aan het begin meer Ek en Ev zal zijn dan aan het eind.Dag meneer, graag zou ik nog willen weten hoe ik de thermische energie kan uitrekenen en hoe ik de arbeid van de wrijvingskracht kan berekenen door gebruik te maken van de wrijvingskracht en de afstand waarop de schijf op de grond neerkomtMet thermische energie wordt denk ik de wrijvingswarmte bedoeld.?Dit is de (negatieve) arbeid die de wrijvingskracht heeft verricht, Hoeveel dit is kun je uitrekenen met W = F*s Maar dan moet je wel de gemiddelde kracht (F) weten en de totaal afgelegde afstand (s). Een andere manier is het vergelijken van de Ek en Ev vóór en ná. Als het totaal minder is geworden weet je dat de rest verloren is gegaan en omgezet is in thermische energie. De “verloren” energie is gelijk aan de thermische energie (en dus aan de arbeid die de wrijvingskracht heeft verricht)Is de totaal afgelegde afstand dan gelijk aan de opgetelde afstand van het aantal keer dat ik de sjoelschijf over de grond heb geschoten? Fwr heb ik bepaald door met krachtmeter de schijf met een constante snelheid over de grond te trekkenbedoelt u met de gemiddelde kracht de kracht waarmee ik steeds de schijf heb afgeschoten of de Fwr die ik zoals hierboven beschreven heb bepaald? ( voor W= f*s)Schiet je de schijf af en wacht je daarna tot hij stil ligt? Of sleep je hem voort?Om de afstand te berekenen schiet ik de schijf af en wacht ik tot hij stilligt en om de Fwr te bepalen sleep ik hem voort met een constante snelheid.Dan is de schuifwrijving inderdaad constante en gelijk aan de schuifwrijving die je meer tijdens het voorslepen. De afstand s is de afstand die de schijf aflegt per keer (de arbeid door de wrijvingskracht verricht is dan ook per keer)kan ik het gemiddelde van alle gemeten afstanden nemen en dan bijv. invullen: W= 0,05N * 0,2m?Ja, als je de proef steeds op dezelfde manier hebt uitgevoerd kun je het gemiddelde van de afstanden nemen en het gemiddelde van de gemeten krachten (als je die ook meerdere keren hebt gemeten). Je kunt ook per keer W=F*s uitrekenen en daar het gemiddelde van nemen.Dag meneer, ik heb nu : Ev = 0,1876 Ek= 0,069 Et= 0,0822 Nu moet ik aantonen dat geldt : Ev > Ek > Et Als ik Ek en Et bijelkaar optel is dit kleiner dan Ev, kan ik dan aannemen dat Ev wordt omgezet in Ek en later in Et?Bedoel je met Ev de energir van de veer die je spant waar je de schijf mee wegschiet? Zo ja dan zal de Ev inderdaad omgezet worden in Ek en deze zal uiteindelijk weer omgezet worden in wrijvingswarmte (Et). Maar dit is de theorie: In de praktijk zie je dat er kennelijk ook op allerlei andere manieren energie verdwijnt. In de veer zelf bijvoorbeeld, of door een ander soort wrijving dan schuifwrijving.Bedoel je met Ev de energir van de veer die je spant waar je de schijf mee wegschiet? Zo ja dan zal de Ev inderdaad omgezet worden in Ek en deze zal uiteindelijk weer omgezet worden in wrijvingswarmte (Et). Maar dit is de theorie: In de praktijk zie je dat er kennelijk ook op allerlei andere manieren energie verdwijnt. In de veer zelf bijvoorbeeld, of door een ander soort wrijving dan schuifwrijving. Op woensdag 6 mei 2020 om 11:14 is de volgende vraag gesteld Ik heb de video bekeken en ik begreep het, alleen toen probeerde ik de volgende opdracht te maken: Bert zit in een elektrische rolstoel. Bert heeft een massa van 50 kg, de rolstoel van 100 kg. Hij rijdt met een constante snelheid van 2,5 m/s tegen een 10 m lange helling op. Hierbij stijgt hij over een hoogte van 2,0 m. De wrijvingskracht die Bert op de helling ondervindt is 120 N. De accu van de rolstoel levert een spanning van 24 V aan de elektromotor die een rendement heeft van 60%. a) Bereken de totale arbeid die de rolstoel moet verrichten om boven te komen b) Bereken de totale energie die de motor moet leveren om boven te komen. c) Bereken het opgenomen vermogen van de elektromotor. d) Bereken de stroom die door de motor loopt tijdens het omhoogrijden. Ik snapte hier niks van, zou deze uitgelegd kunnen worden? Erik van Munster reageerde op woensdag 6 mei 2020 om 15:04 Zal je helpen met de eerste stap. De rolstoel moet tijdens de rit arbeid leveren voor 2 dingen: 1) Het groter worden van de zwaarte-energie tijdens de rit 2) Het overwinnen van de wrijvingskracht tijdens het rijden. Het eerste reken je uit met Ez=mgh, je weet namelijk dat de totale stijging 2 m is. Het tweede reken je uit met W=F*s, je weet namelijk de kracht die de motor moet leveren om de wrijvingskracht te overwinnen even groot is als de wrijvingskracht zelf (F) en je weet de lengte van de helling (s). Als je deze twee hebt uitgerekend hoef je ze alleen op te tellen voor vraag a (en eigenlijk ook vraag b). Hoop dat je hier iets verder mee komt. Op zaterdag 14 sep 2019 om 10:39 is de volgende vraag gesteld W= f.s deze mag je dus bij rolwrijving EN veer uitrekking niet gebruiken. Zijn dit de enige situaties? Erik van Munster reageerde op zaterdag 14 sep 2019 om 11:43 Je mag W=F*s ook gebruiken bij veeruitrekking en wrijving alleen moet je er aan denken dat F de gemiddelde kracht is. Als de kracht constant is kun je gewoon die kracht als F invullen. Als de kracht niet constant is kun je dus niet zomaar de gegeven kracht invullen maar moet je eerst bepalen wat de gemiddelde kracht is. Kortom: de situaties waar je W=F*s niet zomaar mag gebruiken zijn situaties waarbij de kracht niet constant is. Op dinsdag 27 aug 2019 om 09:02 is de volgende vraag gesteld Zou U ALSTUBLIEFT een video kunnen maken over hoe je die hoeken moet bereken (Cosinus, sinus etc) en dat toevoegen aan basiskennis aan het begin van uw videos? Alvast bedankt! Erik van Munster reageerde op dinsdag 27 aug 2019 om 09:13 Hoort eigenlijk bij wiskunde. Zowel bij wiskunde A als B krijg je (of heb je gehad) hoe je hoeken, en zijden van driehoeken kunt berekenen met sinus,cosinus en tangens. Help je natuurlijk graag als er een natuurkunde-opgave is waar je niet uitkomt maar een videoles heb ik er helaas niet over. (Als je op internet zoekt op “sinus cosinus tangens” kom je massa’s sites met uitleg tegen en ook videolessen) Riette Kunnen vroeg op dinsdag 14 mei 2019 om 11:31 op een schuin vlak wordt een voorwerp getrokken. Leveren de schuifwrijvingskracht en andere krachten dan arbeid? Erik van Munster reageerde op dinsdag 14 mei 2019 om 13:53 Ja, de schuifwrijvingskracht levert op een schuin vlak negatieve arbeid (kracht is namelijk tegengesteld aan de beweging). Andere krachten leveren ook arbeid behálve de kracht die loodrecht op de beweegrichting staat: Normaalkracht. Yanna Hoedt vroeg op zaterdag 11 mei 2019 om 16:18 Hoi Erik, Wat is precies havo stof en wat is precies vwo stof? Erik van Munster reageerde op zaterdag 11 mei 2019 om 16:50 Dag Yanna, Dat kun je in het overzicht van de videolessen zien: Als er een “v” voor staat hoort het alleen bij het VWO-examen. Als er een “h” voor staat hoort het alleen bij het HAVO-examen. Als er een bolletje voor staat is het zowel HAVO als VWO. Willemijn de Weerd vroeg op maandag 17 dec 2018 om 16:56 He Erik, Bij de tweede oefenopgave zie ik geen uitwerkingen en ik had verkeerd geantwoord. Ik hade Fz berekend en die kwam op 637,65N en de s=100m maar als ik dit invul kom ik op geen van de antwoorden uit of moet ik de hellingshoek nog omrekenen voordat ik hem bij cos invul? groet, Willemijn Erik van Munster reageerde op maandag 17 dec 2018 om 17:13 Dag Willemijn, De kracht moet je ook nog ontbinden. Het gaat namelijk alléén om de kracht langs de helling. Je moet dus Fz keer sin(hoek) doen. Pas daarna kun je met W=F*s de arbeid uitrekenen. Uitwerking zou er wel moeten staan hoor. Als je ná het beantwoorden op het knopje met het goed antwoord klikt zie de de uitwerking (als je bent ingelogd!) Op dinsdag 27 nov 2018 om 20:50 is de volgende vraag gesteld Hoi Erik, Ik snap niet dat wanneer er een lancering van bv. een raket plaatsvindt (v op laagste en hoogste punt is 0 m/s; wrijving achterwege latend) er geldt dat de (positieve) arbeid die geleverd is tijdens de lancering gelijk is aan de zwaarte-energie op hmax. Waarom geldt niet dat W = Ez + Q? De zwaartekracht levert toch negatieve arbeid? Dan ontstaat er toch ook warmte Q? Erik van Munster reageerde op dinsdag 27 nov 2018 om 21:56 Als je wrijving achterwege laat gaat er ook geen energie verloren warmte en is Q dus gelijk aan nul. De arbeid die de raketmotor verricht is dan dus gelijk aan de Ez op het hoogste punt. De negatieve energie van de zwaartekracht wordt geleverd door de zwaartekracht gaat juist zitten in het verhogen van Ez en gaat dus niet naar Q. Als er wél luchtwrijving is is gaat de (negatieve) arbeid van de wrijvingskracht naar warmte (Q). Op zondag 7 okt 2018 om 14:48 is de volgende vraag gesteld Hoi, Ik begrijp niet in het filmpje bij 2:01 wanneer je de W= Fx * s gebruikt en wanneer je de W= F*s*cos alpha gebruikt. Want zijn deze formules niet hetzelfde omdat je ze beide gebruikt als F en s niet in dezelfde richting zijn ? en ik begrijp niet echt wanneer je die tweede formule (waar cos alpha in staat) gebruikt. Erik van Munster reageerde op zondag 7 okt 2018 om 16:19 Je hebt helemaal gelijk: het is eigenlijk precies dezelfde formule. De hoek α in de ene formule is de hoek tussen de richting van F en de richting van de verplaatsing (s). Als de verplaatsing en de kracht dezelfde richting hebben is deze hoek 0 graden. Als je α=0 invult krijg je cos(0)=1 en wordt de formule W = F*s*1 (Dus hetzelfde als W=F*s) Op zondag 26 nov 2017 om 12:13 is de volgende vraag gesteld Hoi Eric, Als je de formule W = F x s hebt, mag je dan ook Fres invullen als de Totale Fvoor en Ftegen zijn gegeven? En als je de formule hebt P = F x v mag je daar de Fres invullen als de totale Fvoor en Ftegen gegeven zijn? Erik van Munster reageerde op zondag 26 nov 2017 om 16:22 Dat hangt er van af wélke arbeid (W) en wélk vermogen (P) er gevraagd worden. Als je bijvoorbeeld de arbeid of het vermogen dat de motor levert wilt weten gebruik je Fmotor. Als je arbeid en vermogen van de wrijvingskracht wil weten gebruik je Fwrijving. Fres zul je dus niet gebruiken want je wilt (neem ik aan) de arbeid en het vermogen weten dat bij één bepaalde kracht hoort. Op dinsdag 14 mrt 2017 om 15:43 is de volgende vraag gesteld Wat is nou het verschil tussen arbeid en energie? In mijn natuurkunde boek staat dat P=E/t of P=W/t. Maar E en W zijn toch niet hetzelfde? Waarom dan wel in deze formule? Erik van Munster reageerde op dinsdag 14 mrt 2017 om 16:18 Arbeid (W) en energie (E) zijn hetzelfde in manier waarmee je ermee omgaat. Ze hebben allebei de eenheid Joule en de symbolen E en W kun je in de meeste formules gewoon uitwisselen. Het verschil zit hem in wat ermee bedoeld wordt: Arbeid is de energie die nodig is om een kracht iets te laten verplaatsen. Op zaterdag 22 okt 2016 om 13:39 is de volgende vraag gesteld Beste Erik, Ik snap niet wat het verschil is tussen verplaatsing en totaal afgelegde afstand is? In de normale formule W=F x S ga je uit van de verplaatsing, maar in formule voor arbeid verricht door de wrijvingskracht ga je uit van de afstand. alvast bedankt Erik van Munster reageerde op zaterdag 22 okt 2016 om 15:24 Verplaatsing is hoeveel iets is verplaatst in een bepaalde tijd ten opzichte van een beginpunt. Stel dat iets met een bepaalde snelheid beweegt en op zich op t = 0 s op plaats x = 20 m bevindt. Op t =10 s bevindt het voorwerp zich op x = 60 m. De verplaatsing is dan 60 – 20 = 40 m. Afgelegde weg is hoeveel afstand hierbij is afgelegd. Dit is ook 40 m. In de praktijk zijn afgelegde weg en verplaatsing vrijwel altijd gewoon hetzelfde en hoef je geen rekening te houden met het verschil. Pas als een snelheid tijdens het bewegen van richting verandert moet je oppassen en kan de afgelegde weg anders worden dan verplaatsing. Maar. de formule W=F*s kun je sowieso alleen gebruiken als de kracht en afgelegde weg dezelfde richting hebben en constant zijn en hoef je je dus geen zorgen te maken om een eventueel verschil tussen verplaatsing en afgelegde weg. Op zaterdag 22 okt 2016 om 22:09 is de volgende reactie gegeven Ik snap het nu, bedankt voor de uitleg! Mohamed Daoud vroeg op maandag 29 feb 2016 om 22:49 Beste Erik, In een oefenstencil staat deze opdracht: Een auto(m=1000kg) nadert met 120km/h een helling. De hoek van de helling is 10 graden omhoog. De bestuurder stopt met gasgeven zodra hij bij het begin van de helling aankomt. Bereken hoever de auto de helling kan oprijden zonder gas bij te geven als we wrijvingskracht zouden kunnen verwaarlozen? Ik kom er niet uit.

  • Erik van Munster reageerde op dinsdag 1 mrt 2016 om 10:15
  • Mohamed Daoud reageerde op dinsdag 1 mrt 2016 om 20:28
  • Erik van Munster reageerde op woensdag 2 mrt 2016 om 11:55
You might be interested:  Argenta Hypotheek Berekenen

Ik zal je een beetje op weg helpen.1) Je berekent eerst de kinetische energie van de auto.2) Je berekent de hoogte van de auto als al deze kinetische energie omgezet zou worden in zwaarte energie.3) Als je de hoogte eenmaal weet kun je, met de hellingshoek, bepalen hoever de auto gereden is.

Hoop dat het hiermee lukt.Oke dankuwel! En wat als je wel een wrijfingskracht hebt? Van bijvoorbeeld 300 Newton?Dan wordt het een stuk ingewikkelder. Je gebruikt je dezelfde manier alleen moet je ook nog rekening houden met de (negatieve) arbeid die de wrijvingskracht verricht. Voor deze arbeid geldt: Wwrijf=F*s.

De kinetische energie wordt nu dus omgezet in zwaarte-energie én wrijvingsarbeid. Dus Ekin = Wwrijf + Ez uitgeschreven 0,5*m*v^2 = F*s + m*g*h Voor de hoogte (h) kunnen we invullen h = sin10 *s (want sin10 = overstaand/schuin = h/s) 0,5*m*v^2 = F*s + m*g*sin10*s Hierin kun je m,v,F en g invullen en je houdt een vergelijking over met alleen de afgelegde afstand (s) erin.

Die kun je dan uitrekenen. Op donderdag 7 mei 2015 om 18:59 is de volgende vraag gesteld Wat is het verschil tussen de volgende formules: W = F(x) x s W = F x s x cos alfa Ik begrijp vooral de tweede formule niet. Want met de eerste formule bereken je toch de arbeid als de kracht schuin omhoog is, wat bereken je dan met de tweede formule? Erik van Munster reageerde op donderdag 7 mei 2015 om 20:43 De eerste formule geeft de arbeid als F en s wel dezelfde richting hebben.

De tweede formule geeft de arbeid als de kracht (F) en de weg (s) niet dezelfde richting hebben. Alfa is dan de hoek tussen F en s. Eigenlijk zijn de formules hetzelfde. Als F en s dezelfde richting hebben is de hoek alfa 0 graden. Als je alfa=0 invult in de tweede formule krijg je vanzelf de eerste formule (want cos 0 = 1).

  1. Alline Aleman vroeg op maandag 1 sep 2014 om 17:45 Beste Erik, In mijn boek onder paragraaf ‘Arbeid en kinetische Energie’ staat de volgende opdracht: Frits rijdt met 120 km/h een helling af.De hellingshoek bedraagt 10 graden.
  2. De massa van Frits en auto samen is 980 kg.
  3. Op een afstand van 100 m ziet hij een bord met ‘maximumsnelheid 80 km/h’.

Hij remt af zodat de snelheid 80 km/h is op het moment dat hij het bord passeert. Bereken de gemiddelde wrijvingskracht die daarvoor op de auto moet worden uitgeoefend. Ik kom er niet uit. Erik van Munster reageerde op maandag 1 sep 2014 om 22:23 Lastige vraag, hoor.

  • Ik help je een beetje op weg: De arbeid die door de wrijvingskracht wordt verricht is gelijk aan hoeveel de kinetische energie moet afnemen.
  • Eerst reken je km/h om naar m/s en vervolgens bereken je de Ekin bij 120 en 80 km/h.
  • Dan bereken je het verschil hiertussen.
  • Verder moet je ook met de helling rekening houden.

De auto daalt 100m * 10% = 10m. Met E= mgh kun je uitrekenen hoeveel zwaarteenergie de arbeid van de wrijvingskracht moet compenseren. Dit tel je op bij het verschil in kinetische energie. Het totaal is gelijk aan de arbeid: W=Fwr*s. W weet je, s=100m, en Fwr kun je dan uitrekenen.

Bodine Kuiper vroeg op zondag 29 jun 2014 om 21:10 beste Erik, in mijn boek staat het volgende over arbeid: ‘als er meer dan 1 kracht op een voorwerp werkt, kun je de arbeid van de verschillende krachten bij elkaar optellen, als je maar op het teken let. Dan geld: netto arbeid = verandering van bewegingsenergie’.

Wat wordt hier mee bedoeld? alvast bedankt.

  1. Bodine Kuiper reageerde op zondag 29 jun 2014 om 21:28
  2. Erik van Munster reageerde op maandag 30 jun 2014 om 08:51
  3. Erik van Munster reageerde op maandag 30 jun 2014 om 08:56

ik heb ook nog een vraag over de wet van Hooke. werkt dit het zelfde als de arbeid uitrekenen wanneer de kracht niet constant is?Een vorbeeld: Stel je voor: Twee mannen trekken samen een slee 12 m ver. De ene trekt met 300 N, de ander met 200N. De arbeid van de ene man: W=F*s = 300*12 = 3600 J De arbeid van de andere man: W=F*s = 200*12 = 2400 J Bij elkaar is dit 6000 J.

Maar je mag de krachten ook bij elkaar optellen: Ftotaal = 300+200 = 500N Wtotaal=F*s = 500*12 = 6000 J Als de ene man precies de andere kant op zou trekken moet je de kracht en de arbeid juist van elkaar aftrekken.En je andere vraag: Over de wet van Hooke. De kracht is inderdaad niet constant tijdens het uitrekken.

Als je W=F*s gebruikt moet je de gemiddelde kracht nemen en niet de kracht die hij aan het eind heeft. Als je aanneemt dat de kracht aan het eind 0 N is en aan het eind geldt F = C*u dan is de gemiddelde kracht F = 1/2 * C*u. De arbeid is dan W= F*s = 1/2 * C * u * u Dit is 1/2*C*u^2.

Dit heet ook wel de veerenergie en de formule staat ook in gewoon BINAS. Patrick Rehorst vroeg op woensdag 13 nov 2013 om 20:04 ALs je het oppervlak van een grafiek berekend hebt is dit dan gelijk aan de arbeid of heb je dan alleen de kracht berekend? Erik van Munster reageerde op donderdag 14 nov 2013 om 09:12 Ja, oppervlakte is de arbeid in Joule.

Er zijn wel een paar dingen waar je voor moet oppassen: * Het kan alleen bij een grafiek van kracht (F) en afstand (s). * De kracht die in de grafiek staat moet ook dezelfde richting hebben als de verplaatsing. * Je moet er op letten dat de eenheden kloppen: Newton voor de kracht, meter voor de afstand.

Een “blokje” in de de grafiek moet dus 1 m bij 1 N zijn. Marissa Gaanderse vroeg op maandag 10 jun 2013 om 14:20 En hoe bereken je dan de grafiekoppervlakte als de grafiek een curve heeft? Erik van Munster reageerde op maandag 10 jun 2013 om 16:40 Dag Marissa, Als het een kromme gebogen curve is, is dit lastig.

Je kunt dan het aantal hokjes tussen de grafiek en de x-as tellen. Soms een beetje gokken of je iets als half hokje of kwart hokje moeten tellen. Als je het aantal hokjes geteld hebt moet je nog weten hoeveel energie 1 hokje is. Dit weet je door de afstand die bij een hokje hoort te vermenigvuldigen met de kracht die bij een hokje hoort.

  • Peter Dijkstra vroeg op zondag 9 sep 2012 om 18:01 Hoe reken je de oppervlakte van de driehoek uit? Erik van Munster reageerde op zondag 9 sep 2012 om 20:35 In het voorbeeld in de videoles waarbij de kracht niet constant is, is arbeid te berekenen uit de oppervlak onder de grafiek.
  • Dit is hier in het voorbeeld een rechthoekige driehoek (een driehoek waarbij een van de hoeken 90 graden is).

De oppervlak van een driehoek is 1/2*basis*hoogte. In dit geval dus 0,5*s*Fmax, met s de tijdsduur en Fmax de maximale kracht tijdens deze tijdsduur. : Arbeid

Wat is n kegel?

de kegel – zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak: k e : ee als in meet x : x als in chaos, lachen, kuch ə : e als in tafel, de l”>ˈkexəl ]
Afbreekpatroon: ke·gel
Verbuigingen: kegels (meerv.)

1) houten voorwerp met ongeveer de vorm van een fles

Voorbeeld: `met een bal kegels omgooien bij het bowlen`

2) adem die naar alcohol stinkt

Voorbeeld: `een kegel hebben`

3) vorm met een cirkel als bodem waarvan de wand in een punt uitloopt wiskunde

Voorbeeld: `kegelsnede`

Kernerman Dictionaries, Synoniemen alcolholadem pilon Spreekwoorden en zegswijzen • onze lieve heer is aan het kegel en (=het onweert) Naar de spreekwoorden 12 definities op Encyclo (Amsterdams) de lucht van drank (‘hij heeft een kegel’) • een meetkundig lichaam met een cirkel als grondvlak en uitlopend in een punt.

•het beroerde gevoel na een te grote hoeveelheid drank. houten voorwerp in de vorm van een fles vb: hij gooide bij het kegelen acht kegels tegelijk om adem die naar drank ruikt vb: wat heb jij een kegel, zeg! meetkundige figuu. Let op: Spelling van 1858 bij de lettergieters, de bewegelijke ruimte, welke den vorm eener letter insluit, om de letters in de vereischte grootte te gieten; alsmede het,

Het oppervlakdat beschreven wordt door een rond een as rondwentelende lijn die die as snijdt (dat snijpunt wordt top genoemd) en waarbij de hoek tussen die ron. Toon uitgebreidere definities Deze woorden beginnen met kegel: • kegel om • kegel vulkaan • kegelbaan • kegelbanen • kegelde • kegelden • kegelen • kegels • kegelslak • kegelsnede • kegelsneden • kegelspel • kegelspellen • kegelt • kegeltjes • kegelvlak • kegelvlakken • kegelvormig • kegelvormig tandwiel • kegelvormige glazen kolf • Toon alle woorden die beginnen met kegel Deze woorden eindigen op kegel: • omkegel • ijskegel • askegel • zandkegel • vulkaankegel • slakkenkegel • suikerkegel • dennenkegel • sparrenkegel • puinkegel • schaduwkegel • Toon alle woorden die eindigen op kegel Herkomst volgens etymologiebank.nl kegel (bepaald meetkundig lichaam, conus) Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

Wat is de oppervlakte van een kegel?

Wat zijn formules voor kegels? – Voor kegels gelden volgende formules: Het basisgebied is gelijk aan G=pi*r (omdat het een cirkel is). Voor het volume geldt de formule V=1/3*G*h, waarbij G het grondvlak is en h de hoogte. Voor de afstand tussen het bovenste punt en de cirkelrand geldt de formule s=h+r (verkregen uit de stelling van Pythagoras). straal, omtrek, oppervlakte grondvlak hoogte, zijhoogte mantelvlak oppervlakte inhoud

Wat is de uitslag van een figuur?

Uitslag (techniek) – Wikipedia Uitslag van een Een uitslag is de afbeelding van een ruimtelijk (hol) voorwerp in het zodanig dat de maten van de verschillende figuren in het platte vlak overeenkomen met die van het werkelijke voorwerp, én dat door te vouwen/buigen het ruimtelijke voorwerp ermee zou kunnen worden gevormd.

Met behulp van kan men de onderdelen van een groot aantal voorwerpen van ingewikkelde vorm in het platte vlak, bijvoorbeeld een plaat metaal, aftekenen. Door de uitslag uit te snijden en de onderdelen op de juiste wijze te buigen en met elkaar te verbinden verkrijgt men dan het juiste voorwerp. De methode wordt vaak toegepast voor voorwerpen welke bestaan uit delen van kegels en cilinders, zoals een, een, de verbinding van twee pijpen, gebogen trappen, enzovoort.

Ook van driedimensionale voorwerpen zijn te beschouwen als uitslagen. Toen het werd ingevoerd raakte het handmatig vervaardigen van uitslagen op de achtergrond. Met de computer kan men veel ingewikkelder voorwerpen ontwerpen en ze daarna met behulp van ook vervaardigen.

Uitslag van een Uitslag van een Uitslag van een Uitslag van een

Wat is een uitslag van een figuur?

Methode – Dingen die ruimte innemen noemen we ruimtefiguren of lichamen, De bekendste ruimtefiguren zijn te zien in de afbeelding:

kubus balk bol cilinder kegel piramide prisma

De kubus is een lichaam dat veel wordt gebruikt. Daarom behandelen we de kubus wat uitgebreider.

Een kubus heeft 6 zijvlakken. Een kubus heeft 12 randen, deze randen noemen we ribben, Er komen telkens 3 ribben bij elkaar in een hoekpunt van de kubus. Een kubus heeft 8 van deze hoekpunten.

De uitslag Ruimtefiguren kun je uit elkaar halen waardoor je de uitslag krijgt. Een uitslag is een soort bouwplaat van een ruimtefiguur. Denkbeeldig kun je de uitslag zo vouwen dat je het ruimtefiguur krijgt. Neem altijd goed de tijd om je in te beelden hoe je de uitslag moet vouwen om het ruimtefiguur te krijgen.

Wat was de uitslag?

Wat is de betekenis van uitslag? 2017-10-31 2023-06-17 uitslag – Zelfstandignaamwoord 1. (sport) (spel) afloop (van een wedstrijd), resultaat (van een onderzoek, een examen of een raadpleging) ♢ De uitslag van de wedstrijd was zeer teleurstellend voor de thuisploeg.2.

Bouwkunde) aanslag (ten gevolge van vocht op of in een muur) die van binnenu.2017-11-14 2023-06-17 uitslag – zelfstandig naamwoord uitspraak: uit -slag 1. wat het oplevert ♢ zijn de uitslagen van de examens al bekend? 2. blaasjes, bobbels, of vlekjes op je huid door iets dat van binnenuit komt,2017-06-27 2023-06-17 Eindresultaat van een wedstrijd of toernooi.2017-03-31 2023-06-17 Uitslag – ‘een goede uitslag rijden’: bij de eersten eindigen.2017-03-27 2023-06-17 uitslag: klassement van de wedstrijd.2017-02-23 2023-06-17 Zie (ook) huiduitslag, eczeem 2017-07-27 2023-06-17 (de; -en) 1 GV – (bij het kolfspel) eerste klap die de kolver slaat richting de achterpaal, waarbij hij naast de voorpaal staat waar geen puntenaanduiding op de vloer is uitgezet; raakt de kolver de achterpaal, dan mag hij de bal op een voorkeursplaats leggen voor de volgende klap; raakt hij de paal niet, dan blijft de bal liggen waar hij is uitgek.2017-08-03 2023-06-17 (de; -en) SP – (van een wedstrijd) afloop, resultaat: uitslag rijden, een goed wedstrijdresultaat halen, bv.

bij de eerste 10 eindigen 2018-08-17 2023-06-17 Ongedierte op een kinderhoofd. Gesignaleerd door De Vooys in ‘De Nieuwe Taalgids’ (1920). Schertsend wordt van iemand met ongedierte ook gezegd dat hij ‘familie’ heeft.2017-03-15 2023-06-17 Een uitslag is een tekening van een ruimtelijke vorm (1) waarbij alle vlakken (zie vlak (2)) aan elkaar vastzitten en die door buigen en/of vouwen de ruimtelijke vorm te zien geeft.2021-09-20 2023-06-17 Oetslag, al lang (eind 18de eeuw?) verdwenen gebruik bij het uit school gaan op de laatste dag voor de vakantie.

De kinderen moesten door een hoepel springen (of tussen de benen van de meester door kruipen) en kregen daarbij een tik op de billen. Op dezelfde wijze werden ze na de vakantie weer de school ‘ingeslagen’ (inslag). Een herinn.2022-11-16 2023-06-17 uitslag verwijst naar het uit opslag halen van goederen.

De uitslag behelst het hele traject van de uitgaande goederenstroom uit een magazijn.2020-12-03 2023-06-17 1. in de volksmond gebruikt voor allerlei huidziekten, b.v. vlekken, puistjes, blaasjes. Vaak wordt hij veroorzaakt door een ontsteking, soms ook door overgevoeligheid (zie allergie) voor giftige stoffen, voedsel en geneesmiddelen.

  1. Bij mazelen, roodvonk, rodehond en waterpokken verschijnt de uitslag op grote delen van de huid en gaat altijd met koo.2020-06-11 2023-06-17 is meestal een ontsteking van de bovenste huidlagen, in de meest uiteenlopende beelden en gradaties.
  2. Rode verkleuring, vorming van blaasjes, etter, schubben en zwelling zijn de meest voorkomende vormen.

Acute vormen, evenals acute en chronische eczemen, blaasjes en schubvormige uitslag gaan dikwijls gepaard met hevige jeuk. Inwerkingen van buiten:.2023-02-03 2023-06-17 1. Resultaat (van een handeling, een werking, een gebeurtenis e.d.). De barones wendt zich woedend om.

  • Rafaël breekt uit in snikken.
  • De uitslag van een reeks daaropvolgende incidenten is dat Mak Jeroen bij hoogdringendheid voor de Burchtheer gedaagd wordt, TEIRLINCK 1952, 1, 112.
  • Ontwaak!’ herhaalde Mak, mijn vader, en hij schudd.2021-01-11 2023-06-17 2021-04-09 2023-06-17 2020-12-08 2023-06-17 m. (-en), 1.

het uitslaan, o.a. bij het balspel; 2. levering, verkoop, debiet: uitslag der producten uit een fabriek ; 3. gedeelte van de schoot van een slot dat door het omdraaien van de sleutel buiten het slot komt; 4. het treden buiten de evenwichtsstand (van een wijzer) en de grootte van die beweging; 5.

Dat wat uit een vast oppervlak te.2020-06-13 2023-06-17 (1), netwerk, het uitklappen van alle vlakken van een veelvlak in een plat vlak, zodanig dat het onderling verband te zien blijft; (2) huid-uitslag; z Exantheem.2021-11-11 2023-06-17 m., in bet.5 uitslagen (1 verkoop-debiet; 2 schimmel; 3 puistjes, vlekjes; 4 afloop: gevolg; uitkomst, resultaat; 5 tekening op de ware grootte); 1.

uitslag v. sterke dranken; 2. in de kelder komt alles vol uitslag; 3. het kindje zat vol uitslag; 4. de onderneming met de beste uitslag bekroond; de uitslag bleef onbeslist; de uitslag van het examen. : Wat is de betekenis van uitslag?

Hoe bereken je de diepte uit?

Diepte is inhoud gedeeld door lengte en breedte.

Hoe bereken je een piramide?

We bekijken drie piramides met hoogte 6, Van de eerste piramide is het grondvlak een vierkant van 6 bij 6 en ligt de top recht boven een van de hoekpunten. Van de tweede piramide is het grondvlak een rechthoek van 9 bij 4 en ligt de top recht boven het middelpunt.

Van de derde piramide is het grondvlak een driehoek met basis 9 en hoogte 8 ; de top ligt recht boven het midden van de basis. a Kleur op het werkblad de horizontale doorsneden van deze drie piramides op de hoogten 1, 3 en 5, b Bereken de oppervlakte van elk van die doorsneden. c Leg uit dat de oppervlakte van de horizontale doorsnede op hoogte h gelijk is aan 36 ⋅ ( 6 − h ) 2 h 2,

Met behulp van opgave 34 kun je de inhoud van de eerste piramide geven. e Leg met behulp van de bierviltjesmethode uit dat de drie piramides dezelfde inhoud hebben. f Doet de plaats van de top er eigenlijk wel toe? Wat moet je precies weten om de inhoud van een piramide uit te kunnen rekenen? De inhoud van de piramide van opgave 40 was het eenderde deel van de inhoud van de balk met hetzelfde grondvlak en gelijke hoogte. Inhoud van een piramide = 1 3 ⋅ oppervlakte grondvlak ⋅ hoogte. Deze formule geldt voor alle piramideachtige lichamen, dat zijn lichamen met een grondvlak en een top, waartussen rechte lijnen lopen. Met de bierviltjesmethode is duidelijk dat de vorm van het grondvlak er niet toe doet. In het bijzonder geldt deze formule als het grondvlak een cirkel is; dan is het lichaam een kegel. Een kegel heeft hoogte 4, De straal van de grondcirkel is 4, a Bereken de inhoud van de kegel. Geef het antwoord exact en in twee decimalen nauwkeurig. Een kegel heeft hoogte h, De straal van de grondcirkel is r, b Wat is de inhoud van de kegel? Laat π gewoon in je antwoord staan. Een kegel en een cilinder passen precies in een kubus met ribbe 1, Bereken van beide de exacte inhoud. Een kegel en een cilinder zijn even hoog en hebben een even grote inhoud. De diameter van de grondcirkel van de kegel is 6, Bereken de diameter van de grondcirkel van de cilinder. Een driezijdige piramide heeft hoogte 4, Het grondvlak is een driehoek met zijden 5, 5 en 6, zie de figuur hiernaast. Bereken de inhoud van de piramide. Het bewijs Een vierzijdige piramide heeft hoogte h ; de oppervlakte van het grondvlak is A, De inhoud van de piramide noemen we V, a Druk de inhoud van het parallellepipedum uit in A en h, Druk de inhoud van de (scheve) prisma’s uit in A en h, De bovenste kleine piramide ontstaat uit de hele piramide door deze vanuit een zeker centrum met een zekere factor te vermenigvuldigen. b Welk centrum en welke factor? Dezelfde vraag voor de andere kleine piramide.

You might be interested:  Flesvoeding Berekenen Met Of Zonder Poeder

Is kegelen moeilijk?

Sportpas.nl Kegelen is eigenlijk hetzelfde als bowlen, alleen zijn de kegels anders en zijn de ballen waarmee je de kegels om probeert te gooien veel kleiner. En dan is zo’n beetje het verschil. Maar je hebt het vast en zeker wel eens gedaan en als je wel eens ooit hebt gebowld dan kun je ook kegelen.

  • Maar heb je er wel eens over gedacht om hier je sport van te maken.
  • Nou je zou het best kunnen doen want het is echt hartstikke leuk om te doen.
  • Je werkt dan in team verband.
  • De regels zijn niet moeilijk, je probeert gewoon met de bal zoveel mogelijk kegels om te gooien, en je mag niet over de lijn voor aan de kegelbaan komen.

Dat zijn zo’n beetje de hoofd spelregels, dus moeilijk is het niet echt en je ontspant je zelf en je bent toch actief bezig. : Sportpas.nl

Hoe heet een strike bij kegelen?

Doel is om tijdens een game (spel) zoveel mogelijk punten te scoren. Een game bestaat uit 10 frames (beurten). In elke frame mag je proberen om de 10 pins om te gooien. Hiervoor mag je maximaal 2 worpen gebruiken. Alle 10 pins in 1 worp omgegooid is een strike (in de scoretelling aangeduid met ‘X’) en hiervoor krijg je 10 punten plus het resultaat van de volgende 2 worpen.

Alle 10 pins in 2 worpen omgegooid is een spare (in de scoretelling aangeduid met ‘/’) en hiervoor krijg je 10 punten plus het resultaat van alleen de eerstvolgende worp. Voor de rest telt elke omvergeworpen pin voor een punt en wordt de score per beurt doorgeteld. Zo kan een strike je dus 30 punten opleveren als je nog 2 strikes na de eerste gooit (3 strikes achter elkaar gegooid wordt een ‘turkey’ genoemd).

Bij een spare komt er maar 1 worp extra bij en kan daardoor maximaal 20 punten opleveren (dit is wanneer je na een spare hebt gegooid, je in de volgende frame een strike gooit). Als je op de tiende beurt een strike of een spare gooit krijg je respectievelijk twee of één extra beurt om de extra punten voor de strike of spare te kunnen verdienen.

  1. Deze punten tellen dan maar alleen bij de strike of spare mee en worden niet nog eens extra bijgeteld als een elfde of twaalfde frame.
  2. Op deze manier kan je dus 12 strikes gooien in 1 game en daarmee het maximale aantal punten behalen van 10 frames X 30 = 300 punten (een ‘perfect game’).
  3. De score van je bowlinggame wordt bij Twizst bijgehouden via automatische scoreverwerking en op schermen weergegeven boven de banen.

Zo hoef je dus zelf je scores niet te noteren en kun je optimaal van het spel genieten!

Hoe lang duurt 1 spelletje bowling?

Hoeveel tijd moet ik vrijmaken voor een bowlingspel? – Het bowlen duurt ongeveer 10 minuten per speler per spel. Dus indien je met bijvoorbeeld 6 personen op een baan speelt zal 1 spel ongeveer een uur in beslag nemen.

Heeft een kegel een top?

Je ziet hier houten uitvoeringen van ruimtelijke figuren. Om over hun eigenschappen te kunnen praten moet je enkele afspraken maken. Neem bijvoorbeeld de kubus. Die heeft zes zijkanten, die grensvlakken worden genoemd. Verder heeft hij acht hoekpunten. Door die hoekpunten van letters te voorzien, kun je bijvoorbeeld spreken over grensvlak `ABCD`, De rechte randen van de ruimtelijke figuur heten ribben. Nu kun je bijvoorbeeld spreken over ribbe `AB`, etc. Van een kubus zijn alle grensvlakken platte vlakken, een bol bijvoorbeeld heeft alleen één gebogen grensvlak en geen ribben, een kegel heeft één plat cirkelvormig grensvlak (het grondvlak) en één gebogen grensvlak. De kegel heeft één hoekpunt, de top.

Hoeveel hoekpunten heeft kegel?

Antwoorden van de opgaven

aantal hoekpunten aantal platte grensvlakken
balk 8 6
5-zijdig prisma 10 7
5-zijdige piramide 6 6
kegel 1 1

Hoeveel gebogen vlakken heeft een bol?

De kubus A B C D, E F G H heeft zes platte grensvlakken die allemaal de vorm van een vierkant hebben. A B C D is zo’n grensvlak, Lijnstuk A B noem je een ribbe, Elke kubus heeft 12 gelijke ribben. Punt E noem je een hoekpunt, Elke kubus heeft 8 hoekpunten.

Een balk A B C D, E F G H heeft ook zes platte grensvlakken. Het zijn allemaal rechthoeken, maar niet allemaal gelijk. Steeds zijn twee tegenover elkaar liggende grensvlakken hetzelfde. Er zijn weer 12 ribben en 8 hoekpunten. Deze vierzijdige piramide A B C D, T heeft vijf platte grensvlakken. Het grondvlak A B C D is een vierkant.

De vier opstaande grensvlakken zijn driehoeken. De vier opstaande ribben zijn hier even lang. Elke piramide heeft heeft als grondvlak een veelhoek. De top van de piramide ligt ergens boven die veelhoek. Dit rechte driezijdige prisma A B C, D E F heeft vijf platte grensvlakken.

  • Het onder- en het bovenvlak zijn gelijke driehoeken.
  • De opstaande grensvlakken zijn hier rechthoeken.
  • Bij elk prisma zijn onder- en bovenvlak dezelfde veelhoek.
  • Alle opstaande ribben zijn gelijk en lopen evenwijdig.
  • Maar de opstaande grensvlakken hoeven geen rechthoeken te zijn, een prisma kan ook scheef zijn.

De bol, de cilinder en de kegel bestaan elk eigenlijk alleen uit één gebogen grensvlak. De bol heeft geen ribben, de cilinder heeft een grondcirkel en een bovencirkel (die je als ribben zou kunnen opvatten) en de kegel heeft een grondcirkel en een top.

Hoeveel hoekpunten heeft kegel?

Antwoorden van de opgaven

aantal hoekpunten aantal platte grensvlakken
balk 8 6
5-zijdig prisma 10 7
5-zijdige piramide 6 6
kegel 1 1

Hoeveel gebogen zijvlakken heeft kegel?

De kubus A B C D, E F G H heeft zes platte grensvlakken die allemaal de vorm van een vierkant hebben. A B C D is zo’n grensvlak, Lijnstuk A B noem je een ribbe, Elke kubus heeft 12 gelijke ribben. Punt E noem je een hoekpunt, Elke kubus heeft 8 hoekpunten.

Een balk A B C D, E F G H heeft ook zes platte grensvlakken. Het zijn allemaal rechthoeken, maar niet allemaal gelijk. Steeds zijn twee tegenover elkaar liggende grensvlakken hetzelfde. Er zijn weer 12 ribben en 8 hoekpunten. Deze vierzijdige piramide A B C D, T heeft vijf platte grensvlakken. Het grondvlak A B C D is een vierkant.

De vier opstaande grensvlakken zijn driehoeken. De vier opstaande ribben zijn hier even lang. Elke piramide heeft heeft als grondvlak een veelhoek. De top van de piramide ligt ergens boven die veelhoek. Dit rechte driezijdige prisma A B C, D E F heeft vijf platte grensvlakken.

  • Het onder- en het bovenvlak zijn gelijke driehoeken.
  • De opstaande grensvlakken zijn hier rechthoeken.
  • Bij elk prisma zijn onder- en bovenvlak dezelfde veelhoek.
  • Alle opstaande ribben zijn gelijk en lopen evenwijdig.
  • Maar de opstaande grensvlakken hoeven geen rechthoeken te zijn, een prisma kan ook scheef zijn.

De bol, de cilinder en de kegel bestaan elk eigenlijk alleen uit één gebogen grensvlak. De bol heeft geen ribben, de cilinder heeft een grondcirkel en een bovencirkel (die je als ribben zou kunnen opvatten) en de kegel heeft een grondcirkel en een top.

Wat is de Manteloppervlakte?

oppervlakte kegelmantel

© h.hofstede ([email protected])
De oppervlakte van een cilindermantel.
De mantel is het gekromde vlak van een cilinder. De oppervlakte ervan kun eenvoudig berekenen als je je bedenkt dat het uitgevouwen een rechthoek is. De ene zijde van die rechthoek is gelijk aan de hoogte van de cilinder. De andere zijde is gelijk aan de omtrek van de boven- of ondercirkel van de cilinder, en dat is 2 π r als r de straal is. Dat geeft een totale oppervlakte van 2 π rh
De oppervlakte van een kegelmantel.
De mantel van een kegel is het gekromde oppervlak ervan. De oppervlakte ervan kun je het best berekenen door hem uit elkaar te knippen, bijvoorbeeld langs de stippellijn PT hiernaast. Als je dat doet, dan krijg je een soort PACMAN-figuurtje: een cirkel met een stuk eruit. De oorspronkelijke top van de kegel is het middelpunt van de cirkel.
Waarom is dat exact een cirkeldeel?
Vanwege de symmetrie van de kegel is de kortste afstand van een punt P op de grondcirkel naar de top T voor iedere P hetzelfde. Dat betekent dus ook dat de afstand van de rand van de uitslag naar punt T voor ieder punt op die rand gelijk is. En hoe heet ook alweer de figuur die bestaat uit alle punten die gelijke afstand hebben tot een punt T? Juist! Een cirkel!!!
Om dat oppervlakte van het cirkeldeel te bepalen moet je goed kijken naar de twee gekleurde lijnen hiernaast. De twee rode lijnen zijn even lang, en de twee blauwe lijnen ook! Controleer het maar door de kegel in gedachten weer in elkaar te vouwen. Stel dat de hoogte van de kegel gelijk is aan 8 en de straal van de grondcirkel 6 zoals hiernaast.
Dan is de lengte van de rode lijn gelijk aan de omtrek van de grondcirkel, dus 2 π • 6 = 12 π, De lengte van de blauwe lijn kunnen we met Pythagoras uit de linkerfiguur makkelijk vinden: die is 10. Dat betekent dat de omtrek van de hele cirkel in de rechterfiguur, dus zonder die hap eruit, gelijk is aan 2 π • 10 = 20 π, Kijk nu naar de rechterfiguur: omdat de hele cirkel omtrek 20 π heeft, en het getekende deel omtrek 12 π is dat getekende deel dus 12 / 20 deel van de hele cirkel. Maar dan is de oppervlakte ervan óók 12 / 20 deel van de hele oppervlakte. Die hele oppervlakte is π • 10 2 = 100 π, dus het getekende deel heeft oppervlakte 12 / 20 • 100 π = 60 π, De hele methode samengevat:
Hoeveelste deel is de mantelomtrek van de totale cirkelomtrek? Zoveelste deel is de manteloppervlakte ook van de totale cirkeloppervlakte!

/td> TIPJE Voor dat “hoeveelste deel” hoef je natuurlijk niet eens de omtrek uit te rekenen! Immers, als de grondcirkel straal r heeft, dan is de omtrek ervan 2 π r. Als de schuine blauwe lijn lengte R heeft, dan is de oppervlakte van de “uitslag”cirkel 2 π R. De verhouding daarvan is 2 π r / 2 π R en dat is precies r / R, In het voorbeeld hierboven hadden we dus net zo goed direct 6 / 10 ste deel kunnen nemen. Hoe is het met een afgeknotte kegel? Dat is gelukkig erg eenvoudig: doe hetzelfde als je bij de inhoud al deed. Weet je het nog? Neem eerst de inhoud van de oorspronkelijke hele kegel, trek daarna de inhoud van het eraf gesneden deel daar weer af. Dus in dit geval neem je eerst de oppervlakte van de hele kegel en trek je daarna de oppervlakte van het eraf gesneden deel daar weer af. Een voorbeeld zal een boel duidelijk maken, denk ik. Voorbeeld.

Hiernaast zie je een plastic huisje van de speelgoedfirma PLAY&SOFT. Het kan als hut voor kinderen dienen. De vorm is die van een afgeknotte kegel. De hoogte van de hut is 150 cm. De grondcirkel heeft een straal van 80 cm en de bovencirkel een straal van 60 cm. Het grote gat dat als ingang dient heeft een straal van 40 cm. Bereken de gekromde oppervlakte van de hut. Over een hoogte van 150 cm neemt de straal van de cirkel af met 20 cm. Om de oorspronkelijke kegel te krijgen moet dat nog 3 keer gebeuren (van 60 naar 0) dus de oorspronkelijke kegel had een hoogte van 600 cm.
Een vooraanzicht en een uitslag van de kegelmantel zie je hieronder (niet op schaal)
Het donkergekleurde deel is de oorspronkelijke hele kegel, het lichtere deel is de eraf gesneden kegel. TB 2 = 80 2 + 600 2 dus TB = 605,31. Dus de omtrek van de grote gestippelde cirkel is 2 π • 605,31 = 3803,27 De oppervlakte van de grote gestippelde cirkel is π • 605,31 2 = 1151080 De uitslag is dus 80 / 605,31 ste deel van de hele cirkel. Dat is 0,1322 ste deel, dus de oppervlakte van cirkeldeel TBA in de uitslag is 0,1322 • 1151080 = 152130 TD 2 = 60 2 + 450 2 dus TD = 453,98 dus de oppervlakte van de kleine gestippelde cirkel is π • 453,98 2 = 647482. Het lichtgekleurde deel is weer 0,1322 ste deel daarvan dus en dat is 85597. De oppervlakte van de mantel van de afgeknotte kegel is daarom 152130 – 85597 = 66533 cm 2 (daar moet dan dat gat nog vanaf: 66533 – π • 40 2 ≈ 61506 cm 2 )

/td> OPGAVEN

1. Jolanda gaat voor haar verjaardagsfeestje hoedjes maken uit vierkante kartonnen vellen in mooie gemengde kleuren. Ze wil dat de hoedjes de vorm van een kegel krijgen met hoogte 24 cm en de straal van de grondcirkel 6 cm. Ze tekent daarvoor een cirkel op haar vierkante stuk papier met het middelpunt in het midden van het papier, en knipt er vervolgens een hap uit.
a. Hoe groot moet de zijde van een kartonnen vel minstens zijn?
b. Als de vellen een minimale afmeting hebben, hoeveel procent van het karton gooit Jolanda dan uiteindelijk weg?
2. Een Chinese hoed heeft vaak de vorm van een kegel. Hiernaast zie je er eentje. De hoogte van de kegel is 18 cm. De onderrand heeft een omtrek van 70 cm. Bereken de oppervlakte van de hoed.
3. Het drinkbekertje hiernaast heeft een hoogte van 20 cm en een inhoud van 0,5 liter. Bereken de oppervlakte van dit bekertje.
4. Een student wiskunde is gek op formules en ontwikkelt voor de oppervlakte van een kegelmantel de formule:
Daarbij is r de straal van de grondcirkel en h de hoogte. Toon aan dat deze formule klopt.
5. Bij het Oerol festival 2008 op Terschelling werd bij het project “Walking” de enorme kegel van klei hiernaast gebouwd door de kunstenaars Robert Wilson, Theun Mosk en Boukje Schweigman als eindpunt van de wandeling. De kegel is ongeveer 8 meter hoog en de grondcirkel heeft een straal van 3,3 meter, en de kegel is gemaakt van klei. Bereken hoe dik de wanden van de kegel zijn als er ongeveer 30 m 3 klei voor is gebruikt (verwaarloos het gat van de deur en neem aan dat de wanden overal even dik zijn).
6. Een gebouw met een bekende bijnaam in Friesland is “De Lampekap”. Het is een watertoren in Akkrum-Oost, een dorp tussen Leeuwarden en Heerenveen. Duidelijk zichtbaar vanaf de A32 en ‘s nachts verlicht. De watertoren is ontworpen door architect Wesselman en gebouwd in 1957. De toren bestaat uit twee cilinders, en is in totaal 41 meter hoog. De bovenste, en breedste, cilinder heeft een hoogte van 9,5 meter en een inhoud van 515 m 3, De breedte van het onderste deel is de helft van die van het bovenste deel.
Als iemand de hele toren wit zou willen verven, hoeveel m 2 moet hij dan verven? (neem aan dat de bovenkant vlak is en ook geverfd moet worden)
7. Een metalen trechter heeft afmetingen als in de figuur hiernaast. Bereken in één decimaal nauwkeurig de totale buitenoppervlakte van deze trechter.
8. Het dak van het leuke torentje hiernaast (het staat trouwens in Bettendorf ) heeft de vorm van een kegel. Het is bedekt met blauwe dakpannen. Het onderste deel met lichtblauwe pannen en het bovenste deel met donkerblauwe pannen. De afmetingen zijn als hiernaast. De oppervlakte van één dakpan is 400 cm 2 Bereken hoeveel dakpannen van elke soort zijn gebruikt (neem aan dat het allemaal mooi in elkaar past, en rond af op gehele aantallen).
9. Als huisdieren een wond hebben waar ze niet aan mogen bijten of likken dan krijgen ze van de dierenarts een plastic kraag om (in Engeland heet zoiets een ” Elizabethan collar ” naar de enorme kragen van koningin Elizabeth) Dat ziet eruit als hieronder:
De kraag heeft de vorm van een afgeknotte kegel, en als je hem uit elkaar vouwt krijg je de figuur rechts. Voor een bepaalde kraag geldt: AC = BD = 20 cm en cirkelomtrek AB = 125 cm en cirkelomtrek CD = 35 cm.
a. Bereken de oppervlakte van de kraag.
b. Bereken de hoogte van de afgeknotte kegel in gehele centimeters
10. Tommy Cooper was een beroemde Britse komiek, vooral herkenbaar door zijn fez: dat is dat malle petje hiernaast. De diameter van de onderkant is 18 cm, en de diameter van de bovenkant is 12 cm. Verder is de hoogte van de fez ook gelijk aan 12 cm. Bereken de gekromde oppervlakte van de fez.

/td> © h.hofstede ([email protected])

oppervlakte kegelmantel